ECLI:NL:HR:2012:BY2067
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1969, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarbij hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat van de verdachte, mr. M.A. Oosterveen, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarin werd geklaagd over de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering van de opgelegde straf.
De Hoge Raad heeft het middel gegrond verklaard, omdat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden door de te late indiening van de stukken door het Hof. Dit heeft geleid tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen van elf maanden naar tien maanden en twee weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voor het overige heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat het middel in die zin niet tot cassatie kon leiden. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.