ECLI:NL:HR:2012:BY1360
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A.H.T. Heisterkamp
- M.A. Loth
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid cassatieberoep wegens niet-tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft verzoekster, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 april 2012. De Hoge Raad heeft in deze beschikking geoordeeld over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van verzoekster, die haar griffierecht niet tijdig had betaald. Volgens de wet diende het griffierecht binnen vier weken na indienen van het verzoekschrift, dat op 28 juni 2012 was ingediend, te zijn voldaan, uiterlijk op 26 juli 2012. Echter, het griffierecht is pas op 9 augustus 2012 door de Hoge Raad ontvangen.
De advocaat van verzoekster heeft in een akte gereageerd op de vraag waarom de betaling niet tijdig heeft plaatsgevonden. Hij stelde dat verzoekster hem had meegedeeld dat het griffierecht rechtstreeks was voldaan, maar dat dit niet het geval bleek te zijn. De advocaat heeft geprobeerd een beroep te doen op de hardheidsclausule van artikel 282a lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, maar de Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden onvoldoende waren om dit beroep te rechtvaardigen.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk geoordeeld dat verzoekster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar cassatieberoep, omdat het griffierecht niet tijdig was voldaan. Deze beslissing is genomen op 26 oktober 2012 en is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven. De beschikking van de rechtbank is aan de Hoge Raad gehecht en vormt onderdeel van de procedure.