ECLI:NL:HR:2012:BY1197

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/02635
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling biologische vader met niet-erkend kind en de beoordeling van nauwe persoonlijke betrekking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de omgangsregeling tussen een biologische vader en zijn niet-erkende kind. De man, verzoeker tot cassatie, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Rotterdam, dat op 17 oktober 2011 werd behandeld. De rechtbank had in deze beschikking de omgangsregeling vastgesteld. De vrouw, verweerder in cassatie, heeft geen verweerschrift ingediend en was niet verschenen tijdens de zittingen.

De zaak kwam vervolgens voor het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar op 25 april 2012 een beschikking werd gegeven in de zaak 200.100.053/01. De man heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld, waarbij hij zich beriep op de artikelen 1:377a BW en 81 lid 1 RO. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was dat het beroep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en het beroep verworpen, waarmee de beschikking van het hof werd bekrachtigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, en de betrokken raadsheren waren C.A. Streefkerk, C.E. Drion en M.V. Polak.

Uitspraak

14 december 2012
Eerste Kamer
12/02635
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.L. de la Parra,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 381155/F2 RK 11-961 van de rechtbank Rotterdam van 17 oktober 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.100.053/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 april 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 14 december 2012.