ECLI:NL:HR:2012:BY0962

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01242
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling kinderalimentatie in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vaststelling van kinderalimentatie. De vader, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die op 7 december 2011 was gegeven. De moeder, verweerder in cassatie, is niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2010 en 8 februari 2011, die relevant zijn voor het verloop van het geding in feitelijke instanties.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was dat het beroep van de vader moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. Volgens artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) was er geen noodzaak voor nadere motivering, omdat de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

21 december 2012
Eerste Kamer
12/01242
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. E. El-Sharkawi,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 350320/F1 RK 10-574 van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2010 en 8 februari 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.086.513/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 december 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 21 december 2012.