ECLI:NL:HR:2012:BY0249
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de naleving van de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1963, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin werd geoordeeld dat de verdediging niet had aangetoond dat de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik van 30 november 2004 niet was nageleefd. De verdediging stelde dat er geen bewijs was dat de opsporing was uitgevoerd door een deskundig rechercheur en dat er geen informatief gesprek met het slachtoffer had plaatsgevonden. Het Hof verwierp dit verweer, stellende dat de Aanwijzing slechts instructienormen bevatte waaraan de verdachte geen rechten kon ontlenen.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het kennelijke oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad benadrukte dat de verdediging niet had gemotiveerd hoe het niet-naleven van de voorschriften de verdedigingsrechten van de verdachte had geschaad. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het bestreden arrest vernietigd moest worden en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof voor herbehandeling, maar de Hoge Raad volgde deze conclusie niet.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de toepassing van de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik en de rechten van verdachten in strafzaken. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van het Gerechtshof, waarmee de eerdere uitspraak in stand blijft.