ECLI:NL:HR:2012:BY0242
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die in deze procedure werd bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk, advocaat te Roermond. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene in eerste instantie een betalingsverplichting van € 54.176,38 was opgelegd. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, specifiek wat betreft de hoogte van het opgelegde ontnemingsbedrag, en heeft verzocht om vermindering van dit bedrag naar de gebruikelijke maatstaf.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gedeeltelijk gegrond verklaard. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase was overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde betalingsverplichting moest worden verminderd. De Hoge Raad heeft de hoogte van het te betalen bedrag vastgesteld op € 51.465,-, en heeft het beroep voor het overige verworpen.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de toepassing van de redelijke termijn in cassatieprocedures. De beslissing benadrukt het belang van een tijdige behandeling van zaken en de gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn voor de opgelegde sancties.