ECLI:NL:HR:2012:BY0235

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01974
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1953, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerder vonnis waarbij hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een taakstraf van tachtig uren was opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. J.W. Heemskerk, stelde in de schriftuur dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Dit zou het gevolg zijn van het feit dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden.

De Hoge Raad heeft het middel gegrond verklaard, wat betekent dat zij van mening was dat de redelijke termijn inderdaad was overschreden. Echter, gezien de aard van de opgelegde straffen en de mate van overschrijding, oordeelde de Hoge Raad dat er geen rechtsgevolgen aan deze constatering verbonden hoefden te worden. De Hoge Raad besloot dan ook om met het oordeel dat de redelijke termijn was overschreden, vol te staan zonder verdere gevolgen voor de verdachte.

De uitspraak werd gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van de redelijke termijn in cassatieprocedures onder de loep neemt en de gevolgen van een overschrijding daarvan bespreekt.

Uitspraak

20 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/01974
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 7 april 2011, nummer 20/001682-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.W. Heemskerk, advocaat te Roermond, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2. Het middel is gegrond. Gelet op de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken en de taakstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 20 november 2012.