ECLI:NL:HR:2012:BY0090
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid klaagschrift inzake inbeslagneming
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een klaagschrift dat was ingediend door de klager, geboren in 1947, tegen de inbeslagneming van een geldbedrag. De Rechtbank had de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift, omdat zij van oordeel was dat de klager al veel eerder op de hoogte had kunnen zijn van de inbeslagneming. De rechtbank baseerde haar oordeel op het feit dat de klager en zijn raadsvrouw in 2010 kennis hadden gekregen van de inbeslagneming, maar kon niet vaststellen of de klager al in 2000 op de hoogte was van de inbeslagneming.
De Hoge Raad oordeelde dat de termijn voor het indienen van een klaagschrift pas aanvangt nadat de klager redelijkerwijs op de hoogte is van de inbeslagneming. De Hoge Raad vond dat de Rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom de klager niet-ontvankelijk was verklaard, aangezien er geen duidelijke aanwijzingen waren dat de klager eerder op de hoogte was van de inbeslagneming. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de kennisgeving van inbeslagnemingen en de rechten van klagers in het strafrecht. De Hoge Raad bevestigde dat een redelijke wetsuitleg vereist dat de termijn voor het indienen van een klaagschrift pas begint te lopen wanneer de klager daadwerkelijk op de hoogte is van de inbeslagneming.