ECLI:NL:HR:2012:BX9799

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04819
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over alimentatieverplichtingen en toerekening van betalingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende alimentatieverplichtingen. De eiseres, een vrouw wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 12 juli 2011 was gewezen. De man, wonende in Suriname, was verweerder in cassatie. De advocaten van beide partijen hebben de zaak toegelicht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 september 2009 en het arrest van het hof. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft het beroep inderdaad verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoefde, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak heeft implicaties voor de toerekening van betalingen en de beoordeling van alimentatieverplichtingen.

Uitspraak

14 december 2012
Eerste Kamer
11/04819
RM/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.K. van der Brugge,
t e g e n
[De man],
wonende in Suriname,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 318327/HA ZA 08-2728 van de rechtbank Rotterdam van 2 september 2009;
b. het arrest in de zaak 200.044.750/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 juli 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 18 oktober 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 14 december 2012.