2.2. Het Hof heeft de verdachte ter zake van 1B. "opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd", 2. "zware mishandeling", 3. "mishandeling, meermalen gepleegd", 4. "mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd" en 5. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd", veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren. Tevens heeft het Hof gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevolen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Het Hof heeft ter motivering van de oplegging van die maatregel het volgende overwogen:
"Door de raadsvrouwe van verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de door de advocaat-generaal gevorderde maatregel van ter beschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging zal worden afgewezen. Daartoe is aangevoerd dat het juridisch gezien wel mogelijk is om de maatregel TBS op te leggen, maar dat de vraag is of de noodzaak hiertoe bestaat, gelet op het ontbreken van wezenlijke informatie omtrent de persoon van verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of in het onderhavige geval de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden opgelegd, eventueel in combinatie met een straf. Bij de beantwoording van deze vraag heeft het hof allereerst in aanmerking genomen de inhoud van het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) omtrent de persoon van verdachte d.d. 30 maart 2011, opgemaakt door T. Zandi, psychiater en A.T. Spangenburg, klinisch psycholoog, beiden vast gerechtelijk deskundigen bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, welk rapport - onder meer - inhoudt als conclusie van genoemde rapporteurs:
'Op basis van de informatie uit het milieurapport alsmede op basis van het strafdossier zijn er aanwijzingen voor alcoholmisbruik, nu in remissie waarschijnlijk door detentie. In hoeverre dat ook geldt voor andere middelen is onbekend gebleven. Tevens kan op grond van voornoemde informatie en het zeer beperkte eigen onderzoekscontact geconcludeerd worden dat er bij betrokkene sprake is van problematiek op diverse terreinen. Deze manifesteert zich onder andere in antisociale gedragingen (strafblad, leugenachtigheid), aanwijzingen voor een gestoorde agressieregulatie (eerdere veroordelingen voor huiselijk geweld plus diverse meldingen van mishandeling van (ex-)vriendinnen), aanwijzingen voor een onderliggende hechtingsproblematiek (problemen met hanteren afstand/nabijheid, vaak wisselen van werkkring) en zelfwaarderingsproblemen. Daarnaast zijn er zoals hiervoor genoemd aanwijzingen voor alcoholmisbruik dat voornoemde problematiek kan luxeren. Genoemde problemen die een patroon lijken te vormen in betrokkenes levensloop rechtvaardigen het te spreken van een gebrekkige ontwikkeling. Deze gebrekkige ontwikkeling was tevens aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde.'
Het hof heeft in aanmerking genomen het de verdachte betreffend psychologisch rapport, d.d. 17 augustus 2009 en de aanvulling daarop d.d. 25 januari 2010, opgemaakt door W.J.L. Lander, psycholoog, onder meer inhoudende als conclusie:
'Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Dit in de zin van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis.'
Voorts heeft het hof in aanmerking genomen het de verdachte betreffend psychiatrisch rapport, d.d. 18 augustus 2009 en de aanvulling daarop d.d. 25 januari 2010, opgemaakt door dr. A.J.W.M. Trompenaars, psychiater, onder meer inhoudende als conclusie:
'Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven met narcistische en antisociale persoonlijkheidstrekken. Hiervan was sprake ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde.'
Het hof volgt de conclusies van de deskundigen en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing.
Op grond van het bovenstaande en overeenkomstig hetgeen door de advocaat-generaal in zijn requisitoir is betoogd, is het hof van oordeel dat de verdachte ter beschikking dient te worden gesteld. Bij verdachte was ten tijde van het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens aanwezig, de door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en naar het oordeel van het hof eist de algemene veiligheid van personen oplegging van de maatregel van ter beschikking stelling van de verdachte. Het hof neemt daarbij in aanmerking de inhoud van de voornoemde rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, de bijzondere ernst van het bewezen verklaarde op zichzelf en de omstandigheid dat de onder 1B, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten zijn begaan tegen een weerloos kind van twee jaar oud.
Nu de algemene veiligheid van personen zulks eist zal het hof bovendien bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.