ECLI:NL:HR:2012:BX8499
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- Y. Buruma
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorwaardelijk opzet en wederrechtelijke toe-eigening van elektriciteit
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van diefstal van elektriciteit, die hij in de periode van 1 juni 2009 tot en met 16 juli 2009 had weggenomen van de energieleverancier [A] NV. De verdediging stelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte elektriciteit had weggenomen, omdat hij had geconstateerd dat het zegel van de energiemeter niet klopte. Dit zou de mogelijkheid openlaten dat een ander verantwoordelijk was voor de diefstal van elektriciteit.
Het Hof oordeelde echter dat de verdachte, ondanks zijn kennis van de situatie, de elektriciteit had afgenomen en daarmee de kwade kans had aanvaard dat de stroom buiten de meter om werd geleid. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting van de verdediging, dat voorwaardelijk opzet op het wegnemen van een goed onverenigbaar is met het aannemen van het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening, in haar algemeenheid onjuist is. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij de verdachte schuldig werd bevonden aan de diefstal van elektriciteit.
De uitspraak benadrukt de juridische nuance tussen voorwaardelijk opzet en het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, en bevestigt dat beide elementen in bepaalde omstandigheden naast elkaar kunnen bestaan. De beslissing van de Hoge Raad biedt belangrijke inzichten in de interpretatie van opzet en wederrechtelijke toe-eigening in het strafrecht.