ECLI:NL:HR:2012:BX8499

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02543
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over voorwaardelijk opzet en wederrechtelijke toe-eigening van elektriciteit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van diefstal van elektriciteit, die hij in de periode van 1 juni 2009 tot en met 16 juli 2009 had weggenomen van de energieleverancier [A] NV. De verdediging stelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte elektriciteit had weggenomen, omdat hij had geconstateerd dat het zegel van de energiemeter niet klopte. Dit zou de mogelijkheid openlaten dat een ander verantwoordelijk was voor de diefstal van elektriciteit.

Het Hof oordeelde echter dat de verdachte, ondanks zijn kennis van de situatie, de elektriciteit had afgenomen en daarmee de kwade kans had aanvaard dat de stroom buiten de meter om werd geleid. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting van de verdediging, dat voorwaardelijk opzet op het wegnemen van een goed onverenigbaar is met het aannemen van het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening, in haar algemeenheid onjuist is. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij de verdachte schuldig werd bevonden aan de diefstal van elektriciteit.

De uitspraak benadrukt de juridische nuance tussen voorwaardelijk opzet en het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, en bevestigt dat beide elementen in bepaalde omstandigheden naast elkaar kunnen bestaan. De beslissing van de Hoge Raad biedt belangrijke inzichten in de interpretatie van opzet en wederrechtelijke toe-eigening in het strafrecht.

Uitspraak

6 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/02543
LBS/KM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 31 maart 2011, nummer 21/002658-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld namens de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Goudswaard, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsvrouwe heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel komt met een rechts- en een motiveringsklacht op tegen de bewezenverklaring door het Hof van feit 2, voor zover inhoudende dat de verdachte heeft gehandeld met oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 juni 2009 tot en met 16 juli 2009 in de gemeente Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [A] NV."
2.2.2. Het Hof heeft met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman terzake het onder 2 tenlastegelegde aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte elektriciteit heeft weggenomen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de constatering van verdachte, inhoudende dat het zegel van de energiemeter niet klopte, de reële mogelijkheid openlaat dat een ander heeft veroorzaakt dat de Nuon elektriciteit afhandig werd gemaakt.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij toen hij de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] betrok, heeft geconstateerd dat het zegel van de energiemeter niet klopte. Desalniettemin heeft hij het bij die constatering gelaten en - hoewel overwogen - heeft hij de elektriciteitsleverancier daarvan niet op de hoogte gesteld. Verdachte, die een en andermaal ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard de blijkens de foto's tamelijk complexe elektrische installatie van de hennepkwekerij persoonlijk en zonder hulp te hebben aangelegd, heeft door niettemin onder deze omstandigheden stroom af te nemen willens en wetens de kwade kans aanvaard dat de stroom buiten de meter om werd geleid en aldus door verdachte werd weggenomen. Gezien zijn specifieke kennis is verdachte zich die kwade kans ook bewust is geweest.
Het hof is derhalve van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een hoeveelheid elektriciteit."
2.3. Het middel steunt op de opvatting dat voorwaardelijk opzet op het wegnemen van een goed onverenigbaar is met het aannemen van het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening van dat goed. Die opvatting is - in haar algemeenheid - onjuist.
2.4. Het middel faalt.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 6 november 2012.