3.2. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. Het heeft die strafoplegging als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal pogingen tot doodslag, door [slachtoffer 1] éénmaal en [slachtoffer 2] meermalen met een mes in de rug te steken.
De rechtbank heeft de verdachte voor poging tot doodslag, meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft zich achter de strafoplegging door de rechtbank geschaard.
De verdediging heeft bepleit dat zal worden volstaan met een lagere gevangenisstraf dan door de rechtbank is opgelegd, in die zin dat het onvoorwaardelijke gedeelte daarvan gelijk zal zijn aan de duur van het voorarrest en met oplegging van een werkstraf.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke verontrusting die daarvan het gevolg is, terwijl het bewezen verklaarde voorts is begaan op de openbare weg in aanwezigheid van publiek;
- de mate waarin het bewezen verklaarde heeft geleid tot pijn en lichamelijk letstel bij de slachtoffers en de mate waarin daardoor hun lichamelijke gezondheid in gevaar is gebracht;
- de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van een feit als bewezen verklaard - naast de lichamelijke gevolgen - nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 november 2010, eerder door een strafrechter is veroordeeld ter zake van delicten die gepaard zijn gegaan met geweld en voorts dat hij de onderhavige feiten heeft gepleegd in de proeftijd van een eerdere veroordeling;
- de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof hanteert als uitgangspunt dat bij een voltooide doodslag in de regel niet kan worden volstaan met een lagere straf dan zes jaren gevangenisstraf. Het hof heeft evenwel niet het voltooide delict bewezen verklaard maar een poging daartoe (meermalen gepleegd).
In aanmerking genomen het tijdsverloop, de jeugdigheid van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten en voornoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, komt het hof tot de slotsom dat - anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd en door de verdediging is bepleit - niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van vier jaren met zich brengt."