ECLI:NL:HR:2012:BX8444

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/00569
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en erfenis buiten de gemeenschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap en de vraag of een erfenis buiten deze gemeenschap valt. De zaak is gestart door de man, die in cassatie verzocht om de eerdere beslissingen van de rechtbank en het gerechtshof te herzien. De man en de vrouw, beiden wonende in Duitsland, waren in een juridische strijd verwikkeld over de verdeling van hun huwelijksgoederen en de implicaties van een erfenis die de vrouw had ontvangen. De advocaat van de man, mr. K. Aantjes, heeft het cassatierekest ingediend, terwijl de vrouw werd bijgestaan door haar advocaat, mr. P.S. Kamminga. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Arnhem en het gerechtshof te Arnhem, waaruit blijkt dat er meerdere tussenbeschikkingen zijn geweest in deze zaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal, J. Wuisman, was om het cassatieberoep van de man te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet relevant waren voor de rechtsontwikkeling of de rechtseenheid. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de man verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

23 november 2012
Eerste Kamer
12/00569
EE/EP
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats], Duitsland,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 122213/ES RK 05-20 van de rechtbank Arnhem van 14 juli 2005;
b. de beschikkingen in de zaak 104.004.971 (rekestnummer oud 1067/2005) van het gerechtshof te Arnhem van 16 mei 2006 (tussenbeschikking I), 26 februari 2008 (tussenbeschikking II), 3 november 2009 (tussenbeschikking III) en 1 november 2011 (eindbeschikking).
De tussenbeschikkingen II en III en de eindbeschikking van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de tussenbeschikkingen II en III en de eindbeschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 23 november 2012.