ECLI:NL:HR:2012:BX8442

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04183
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en ontbinding met schadevergoeding in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een huurgeschil. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. Heering, heeft cassatie ingesteld tegen de vennootschap onder firma Interplissé, die niet verschenen was, en tegen andere verweerders, waaronder [verweerder 2], vertegenwoordigd door advocaat mr. A. van Staden ten Brink. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst en de vraag of er sprake was van een gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsook de toepassing van een exoneratieclausule door de verhuurder.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Zutphen en een arrest van het gerechtshof te Arnhem. De advocaat-generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder 2] zijn begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, terwijl aan de zijde van Interplissé c.s. de kosten op nihil zijn vastgesteld.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

30 november 2012
Eerste Kamer
11/04183
EE/EP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
1. de vennootschap onder firma INTERPLISSÉ,
gevestigd te Aalten,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen,
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. A. van Staden ten Brink,
3. [Verweerder 3],
4. [Verweerder 4],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Eiser zal hierna ook worden aangeduid als [eiser] en verweerders als [verweerder 2] en Interplissé c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 369522 CV EXPL 09-847 van de kantonrechter te Zutphen van 25 januari 2010;
b. het arrest in de zaak 200.069.166 van het gerechtshof te Arnhem van 24 mei 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder 2] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Tegen Interplissé c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 2] begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, en aan de zijde van Interplissé c.s. op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 30 november 2012.