en voorts:
"De schutter
[Betrokkene 1] heeft in zijn eerste verklaringen, afgelegd kort na het schietincident, tegenover de politie (proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2007, proces-verbaal van verhoor d.d. 21 februari 2007 en proces-verbaal van verhoor d.d. 22 februari 2007), steeds verklaard dat [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) de schutter is. Later heeft deze getuige zijn verklaringen op dit punt afgezwakt.
Ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij de verdachte niet heeft zien staan, toen er werd geschoten, maar dat hij vanuit zijn intuïtie heeft verklaard dat het de verdachte was die schoot.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep dan ook betoogd dat de verklaringen van [betrokkene 1], waarin hij de verdachte als de schutter aanwijst, niet betrouwbaar zijn en als zodanig niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Het hof verwerpt dit verweer. Anders dan de raadsman acht het hof de verklaringen van [betrokkene 1], afgelegd kort na het schietincident, wel betrouwbaar, aangezien hij eensluidend en consistent heeft verklaard over hetgeen hij heeft waargenomen.
Op 21 februari 2007 heeft [betrokkene 1] onder andere verklaard: "Er was een afscheiding van het terras tussen [A] en [B]. Aan die kant zag ik [verdachte] staan. Uit zijn richting kwam het geluid van de knallen, de schoten zeg maar. Ik zag [verdachte] een paar moves maken, waarbij hij met zijn hand over die afscheiding heen wees en meteen daarna hoorde ik die knallen." Op 22 februari 2007 heeft hij verklaard: "Ik stond met mijn broertjes en [verdachte] stond er nog niet bij. Ik zag hem pas de laatste twee meter komen, toen hij naar de afscheiding tussen de kroeg en [A] liep. Op dat moment hoorde ik [slachtoffer 1] in het Turks iets zeggen wat ik niet kon verstaan. Ik zag wel dat die groep van [slachtoffer 1] zich op dat moment begon te groeperen. Inmiddels zag ik [verdachte] in de richting van de kroeg lopen, de capuchon van zijn jas over zijn hoofd heen en ik zag hem over het scherm wat als scheiding tussen de kroeg en [A] staat heen hangen en ik zag zijn arm ook over het scherm heengaan. Onmiddellijk zag en hoorde ik dat [verdachte] begon te schieten. Ik zag vuurflitsen uit de richting van [verdachte] komen. Ik zag geen vuurwapen in de hand van [verdachte]. Volgens mij en dat weet ik eigenlijk wel zeker heeft [verdachte] de mouw van zijn jas of trui over zijn hand heen getrokken. Ik schat dat de afstand tussen [slachtoffer 1] en [verdachte] met die scheiding ertussen ongeveer 40 cm of 50 cm was, toen [verdachte] op [slachtoffer 1] schoot. Ik hoorde beng beng beng beng. [verdachte] schoot met zijn rechterhand. Hij heeft flink lopen knallen die klootzak. Toen dit gebeurde zag ik [slachtoffer 1] langzaam naar de grond in elkaar zakken."
Het enkele feit dat de getuige zijn verklaringen in de loop van de tijd is gaan afzwakken, doet naar het oordeel van het hof aan de betrouwbaarheid van zijn eerste verklaringen niets af. Het hof zal deze verklaringen dan ook bezigen tot bewijs.
De verklaringen van [betrokkene 1] worden ondersteund door de verklaring van [betrokkene 3], de vriendin van [betrokkene 1]. Zij verklaart (proces-verbaal van verhoor d.d. 22 februari 2007) over het moment dat [betrokkene 1] thuiskwam in de nacht van 20 op 21 februari 2007: "[Betrokkene 1] was in paniek. Hij kwam binnen en greep me beet. Hij schreeuwde niet, maar hij zei: Hij is dood, hij is dood, ze hebben hem doodgeschoten. Ik raakte in paniek en vroeg hem: Heb jij het gedaan? [Betrokkene 1] zei toen: nee nee nee, [verdachte] heeft het gedaan, [verdachte]."
Tevens worden de verklaringen van [betrokkene 1] ondersteund door de verklaringen van [betrokkene 4], [slachtoffer 2] en [betrokkene 5].
[Betrokkene 4] heeft immers verklaard (proces-verbaal van verhoor d.d. 22 februari 2007) dat vanaf de rechterkant van hem werd geschoten. "Daar staan [verdachte] en [betrokkene 6] (het hof begrijpt: [betrokkene 6]) achter het scherm, het scherm waar vanachter geschoten is." Hij ziet een pistool van rechts en vlammen en iemand met een capuchon. Na het schieten ziet hij dat [betrokkene 6] en [verdachte] weg zijn.
[Slachtoffer 2] verklaart (proces-verbaal van verhoor d.d. 18 juli 2007) dat een jongen met dreads, over wie hij later heeft gehoord dat dit [betrokkene 6] moest zijn, rechts van [betrokkene 1] staat vlakbij die afscheiding. Daarnaast zag hij die [verdachte] staan. [Verdachte] kent hij, omdat die bij hem in de winkel wel eens boodschappen kwam doen en daar ook vlakbij woont op de Astronautenweg. Hij verklaart: "lk heb [verdachte] dus ook gezien en die liep achter [betrokkene 6] langs naar die afscheiding. Ik herkende [verdachte] vanwege zijn criminele hoofd en omdat ik hem altijd in de winkel had met zijn gepoch en zijn gouden ketting om zijn nek."
Tenslotte heeft [betrokkene 5], de vriendin van [betrokkene 6], bij de politie verklaard (proces-verbaal van verhoor d.d. 4 april 2007) dat ze van [betrokkene 6] had gehoord dat '[verdachte]' achter [betrokkene 6] langs in het wilde weg begon te schieten. Het hof begrijpt in dit verband dat met '[verdachte]' de verdachte wordt bedoeld, gelet op hetgeen [betrokkene 7], de halfzus van de verdachte, op 25 maart 2007 bij de politie daaromtrent heeft verklaard.
Deze verklaring van [betrokkene 5] komt overeen met hetgeen [betrokkene 6] zelf heeft verklaard (proces-verbaal van verhoor d.d. 27 februari 2007): "Opeens wordt er vanachter mijn schouder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8,... ik heb het niet geteld maar er werd geschoten. Ik zag dat degene die schoot wegrende. Ik zag hoe [slachtoffer 1] geraakt werd en ik zag flitsen. Ik zag degene doorschieten, hij bleef maar doorschieten. Ik ben hem toen meteen gesmeerd."
De verdachte heeft stelselmatig ontkend dat hij de schutter is geweest. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij niet achter de terrasafscheiding heeft gestaan, maar dat hij bij het urinoir op het Kerkplein heeft gestaan, meters verwijderd van [A] en de slachtoffers. Ten aanzien van de andersluidende getuigenverklaringen heeft de verdachte slechts aangevoerd dat deze getuigen niet de waarheid spreken. Hoewel daartoe uitdrukkelijk ter terechtzitting in hoger beroep in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft de verdachte zijn stelling dat de hem belastende getuigen liegen niet aannemelijk gemaakt. Voorts is in het dossier geen enkele onderbouwing voor de lezing van de verdachte te vinden. Ook de omstandigheid dat de verdachte na het schietincident is gevlucht, zich verborgen heeft gehouden en geen uitleg heeft gegeven op punten, waar dat wel was aangewezen, komt de geloofwaardigheid van de verdachte niet ten goede. Het hof acht de lezing van de verdachte met betrekking tot diens rol bij het schietincident dan ook niet geloofwaardig en gaat daar aan voorbij.
Het hof acht op grond van genoemde getuigenverklaringen in samenhang met hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het vuurwapen, de schutter en de positie van de schutter bewezen dat het de verdachte is geweest die met een vuurwapen kogels op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft afgevuurd."