ECLI:NL:HR:2012:BX8122

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04146
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige publicatie en fundamentele rechten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een eerder arrest van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een onrechtmatige publicatie op een website, waarbij de eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.E. Pors, een verbod op de publicatie heeft geëist. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. R.F. Thunnissen, heeft het beroep in cassatie bestreden. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Utrecht en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de eiseres in eerste instantie in het gelijk is gesteld, maar dat het hof in hoger beroep tot een andere conclusie is gekomen. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseres in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard, en oordeelt dat deze niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad heeft daarbij geen nadere motivering gegeven, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 365,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt de afweging tussen fundamentele rechten, zoals het recht op privacy en het recht op vrije meningsuiting, in het kader van onrechtmatige publicaties.

Uitspraak

2 november 2012
Eerste Kamer
11/04146
RM/EP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. W.E. Pors,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 287179 / KG ZA 10-429 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht van 23 juni 2010;
b. het arrest in de zaak 200.070.842 van het gerechtshof te Amsterdam van 5 juli 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiseres] namens haar advocaat toegelicht door mr. C.B. Schutte, advocaat te Amsterdam, en voor [verweerder] door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 365,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 2 november 2012.