ECLI:NL:HR:2012:BX8093
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie over inbeslaggenomen voorwerpen en strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Utrecht, locatie Nieuwegein', had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De advocaat van de verdachte, mr. Th.J. Kelder, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover er geen beslissing is genomen over de inbeslaggenomen voorwerpen en heeft strafvermindering voorgesteld.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de bestreden uitspraak in strijd is met artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat er geen beslissing is genomen over de inbeslaggenomen geldkist en vier huishoudelijke voorwerpen. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen. Daarnaast heeft de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraf verminderd van vier jaren en elf maanden naar vier jaren en acht maanden, omdat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad is dus een belangrijke bevestiging van de noodzaak om beslissingen te nemen over inbeslaggenomen voorwerpen en het belang van het respecteren van de redelijke termijn in strafzaken.