ECLI:NL:HR:2012:BX7887
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Schadevordering tegen bestuurder vennootschap en de stelplicht ter zake van bevrijdend verweer
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de Hoge Raad op 9 november 2012 uitspraak deed. De zaak betreft een schadevergoeding die door Moerdijk wordt gevorderd van [eiser] en [betrokkene 1] op grond van onrechtmatige daad. Moerdijk stelt dat beide partijen onrechtmatig hebben gehandeld door vrijwel alle crediteuren van [A] B.V. te betalen, met uitzondering van Moerdijk zelf. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, maar het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en [eiser] veroordeeld tot betaling van € 80.000,-- aan Moerdijk. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot vernietiging van het bestreden arrest.
De Hoge Raad oordeelt dat [eiser] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan met betrekking tot de door hem gestelde borgstelling en lening. Het hof had vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de stellingen van [eiser] en dat de betalingen van Moerdijk aan [A] B.V. niet als borgstelling konden worden gekwalificeerd. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens worden de proceskosten in cassatie aan beide partijen toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van de stelplicht in civiele procedures en de noodzaak voor partijen om hun stellingen voldoende te onderbouwen met bewijs. De Hoge Raad bevestigt dat de bewijslast bij [eiser] ligt en dat het hof terecht heeft geoordeeld dat hij niet aan deze verplichting heeft voldaan.