ECLI:NL:HR:2012:BX7883

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03693
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzegging (onder)huurovereenkomst bedrijfsruimte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de opzegging van een (onder)huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. De zaak is aanhangig gemaakt door [eiser], wonende te Luxemburg, die in cassatie ging tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Dit arrest volgde op een vonnis van de kantonrechter te Maastricht van 17 maart 2010. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere uitspraken en de stukken die aan de procedure ten grondslag liggen. De advocaat van [eiser], mr. J.C. Meijroos, heeft het cassatieberoep ingesteld, terwijl [verweerster], vertegenwoordigd door mr. H.J.W. Alt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen, met toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van [verweerster]. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven, en de uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk met betrekking tot huurovereenkomsten en de voorwaarden voor cassatie.

Uitspraak

9 november 2012
Eerste Kamer
11/03693
DV/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats], Luxemburg,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.C. Meijroos,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 330521 CV EXPL 09-1745 van de kantonrechter te Maastricht van 17 maart 2010;
b. het arrest in de zaak 200.070.626 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 mei 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 25 oktober 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 november 2012.