ECLI:NL:HR:2012:BX7575
Hoge Raad
- Cassatie
- C.A. Streefkerk
- M.A. Loth
- M.V. Polak
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheidsrecht en bewijslastverdeling bij letselschade na onduidelijk ongeval
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil in het kader van aansprakelijkheidsrecht, specifiek met betrekking tot letselschade. De zaak is ontstaan na een ongeval waarvan de toedracht onduidelijk is. Eiser 1 en eiseres 2, beiden wonende te [woonplaats], hebben cassatie ingesteld tegen de verwerende partijen, waaronder Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. De advocaten van de eisers, mr. D.M. de Knijff en mr. A. van Staden ten Brink, hebben de zaak toegelicht, terwijl de verwerende partijen werden bijgestaan door mr. N.T. Dempsey en mr. A. de Greef.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad en het arrest van het gerechtshof te Arnhem. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep, wat uiteindelijk ook door de Hoge Raad is bevestigd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, gezien artikel 81 lid 1 RO. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen op 12 oktober 2012 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven. De zaak benadrukt de belangrijke aspecten van bewijslastverdeling in letselschadezaken, vooral wanneer de toedracht van het ongeval onduidelijk is. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid in soortgelijke zaken.