ECLI:NL:HR:2012:BX7575

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03704
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheidsrecht en bewijslastverdeling bij letselschade na onduidelijk ongeval

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil in het kader van aansprakelijkheidsrecht, specifiek met betrekking tot letselschade. De zaak is ontstaan na een ongeval waarvan de toedracht onduidelijk is. Eiser 1 en eiseres 2, beiden wonende te [woonplaats], hebben cassatie ingesteld tegen de verwerende partijen, waaronder Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. De advocaten van de eisers, mr. D.M. de Knijff en mr. A. van Staden ten Brink, hebben de zaak toegelicht, terwijl de verwerende partijen werden bijgestaan door mr. N.T. Dempsey en mr. A. de Greef.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad en het arrest van het gerechtshof te Arnhem. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep, wat uiteindelijk ook door de Hoge Raad is bevestigd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, gezien artikel 81 lid 1 RO. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen op 12 oktober 2012 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven. De zaak benadrukt de belangrijke aspecten van bewijslastverdeling in letselschadezaken, vooral wanneer de toedracht van het ongeval onduidelijk is. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid in soortgelijke zaken.

Uitspraak

12 oktober 2012
Eerste Kamer
11/03704
RM/EP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaten: mr. D.M. de Knijff en mr. A. van Staden ten Brink,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V., voorheen RVS SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Ede,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. N.T. Dempsey.
Eisers zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en verweersters als [verweerster] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 135208/HA ZA 07-1011 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 31 oktober 2007 en 22 april 2009;
b. het arrest in de zaak 200.045.711/01 van het gerechtshof te Arnhem van 5 april 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerster] c.s. mede door mr. A. de Greef, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaten van [eiser] c.s. hebben bij brief van 21 september 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] c.s. begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, M.A. Loth en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 12 oktober 2012.