ECLI:NL:HR:2012:BX7470

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01764
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en schadevergoeding in cassatie

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door Bonfanti Sportswear B.V. tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof had op 19 oktober 2010 een uitspraak gedaan in een geschil dat voortvloeide uit een kennelijk onredelijk ontslag van de werknemer. De werknemer had een vordering ingesteld op basis van artikel 7:681 van het Burgerlijk Wetboek, dat betrekking heeft op schadevergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Maastricht van 25 maart 2009, en het arrest van het hof. De verweerster in deze zaak is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en Bonfanti veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op nihil. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

19 oktober 2012
Eerste Kamer
11/01764
EE/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
BONFANTI SPORTSWEAR B.V.,
gevestigd te Maastricht,
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Bonfanti en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 278305 CV EXPL 08-81 van de kantonrechter te Maastricht van 25 maart 2009;
b. het arrest in de zaak HD 200.036.588 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 oktober 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Bonfanti beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Bonfanti in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, M.A. Loth en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 19 oktober 2012.