ECLI:NL:HR:2012:BX6930

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05158 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rechtsgeldigheid van beslag op auto in het kader van rechtshulpverzoek

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Officier van Justitie tegen een beschikking van de Rechtbank Haarlem. De zaak betreft een klaagschrift van de klaagster, die in 1979 is geboren en ten tijde van de betekening zonder bekende woon- of verblijfplaats was. De klaagster betwist de rechtsgeldigheid van het beslag dat door de Litouwse autoriteiten op haar auto is gelegd naar aanleiding van een Nederlands rechtshulpverzoek. De klaagster stelt dat de rechtsgrond voor het beslag is komen te vervallen, omdat niet is aangetoond dat de Nederlandse Officier van Justitie tijdig een nieuw rechtshulpverzoek heeft ingediend ter verlenging van het beslag. De rechtbank heeft het beklag van de klaagster gegrond verklaard, maar de Hoge Raad oordeelt dat de motivering van deze beslissing niet begrijpelijk is. De rechtbank heeft niet voldoende rekening gehouden met de mogelijkheid dat nadere informatie aan het Openbaar Ministerie kon worden verzocht. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij beslissingen over het voortduren van beslag en de rol van het Openbaar Ministerie in het proces.

Uitspraak

23 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 11/05158 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Haarlem van 6 oktober 2011, nummer RK 11/637, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie bij de Rechtbank. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot de terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
1.2. De raadsman van de klaagster, mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de beslissing tot gegrondverklaring van het beklag.
2.2. De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"Beoordeling
Vast is komen te staan, dat bedoelde personenauto op 18 mei 2010 op rechtmatige wijze onder klaagster in beslag is genomen en dat het beslag nog voortduurt.
Namens klaagster is er onder meer op gewezen, dat er voor het voortduren van het beslag op die auto geen rechtsgeldige titel (meer) is. Zoals op 25 augustus 2011 al in raadkamer is aangevoerd blijkt uit het dossier niet van een verzoek tot verlenging van de termijn van beperking van eigendomsrechten, welke termijn is ingegaan op 18 mei 2010 of 7 juni 2010, dan wel van een hiertoe benodigd nieuw verzoek tot rechtshulp.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het niet aan de Nederlandse rechter is om het in Litouwen gelegde beslag te controleren en toetsen, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Indien de rechtbank hier anders over oordeelt, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de verlenging van de tijdelijke beperking van eigendomsrechten, op grond van artikel 151, lid 6, van het Wetboek van Strafvordering van de Republiek Litouwen, iedere keer op haar schriftelijk verzoek heeft plaatsgevonden. Hier voegt de officier van justitie aan toe dat, gelet op de aard van het feit, waarvan klaagster wordt verdacht, te weten witwassen, de verlengingen onbeperkt waren gevorderd en verleend. De officier van justitie legt een door haar aan het parket in Litouwen gericht verzoek van 11 november 2010 en een in het Litouws opgesteld stuk over, betreffende de beslissing van Litouwen hieromtrent.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval niet alleen het interstatelijke vertrouwensbeginsel in het geding is, nu voor het voortduren van de beperkingen van het eigendomsrecht van klaagster gelet op de desbetreffende bepalingen in het Wetboek van Strafvordering van Litouwen ook van de zijde van het Nederlandse openbaar ministerie handelingen daartoe zijn vereist.
De rechtbank overweegt voorts dat op grond van artikel 151, lid 7, van het Wetboek van Strafvordering van de Republiek Litouwen bij strafzaken van ernstige of zeer ernstige aard het aantal verlengingen voor een tijdelijke beperking van eigendomsrechten onbeperkt is. Voor het verlengen van een reeds toegestane termijn van beperkingen moet echter van de zijde van het openbaar ministerie tijdig een nieuw verzoek tot rechtshulp worden ingediend. Daarvan is in onderhavig geval niet gebleken. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie slechts een door haar opgesteld schriftelijk verzoek tot verlenging gedateerd 11 november 2010 over gelegd, in het dossier bevinden zich verder geen andere (rechtshulp)verzoeken.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door de verdediging van de rechtsgeldigheid van de beperking van het eigendomsrecht op de auto van klaagster had het op de weg van de officier van justitie gelegen genoegzaam aan te tonen dat aan de voorwaarden voor het voortduren van deze beperking is voldaan. Nu de officier van justitie ter terechtzitting verder alleen een in de Litouwse taal opgesteld stuk heeft over gelegd, zonder enige vertaling, kan niet worden nagegaan of het eigendomsrecht van klaagster op voormelde auto nog op rechtsgeldige wijze is beperkt, en zo ja, voor welke termijn dit het geval is. De rechtbank zal het beklag van klaagster dan ook gegrond verklaren."
2.3.1. Namens de klaagster is aangevoerd dat aan het door de justitiële autoriteiten van Litouwen naar aanleiding van een Nederlands rechtshulpverzoek gelegde beslag op haar auto de rechtsgrond is komen te ontvallen, aangezien niet is gebleken dat de Nederlandse Officier van Justitie tijdig een nieuw rechtshulpverzoek heeft gedaan ter verlenging van het beslag.
2.3.2. In een zodanig geval dient de rechter te onderzoeken of hij de feitelijke grondslag van dat beklag voldoende aannemelijk acht en voorts of dit tot gegrondverklaring van het klaagschrift dient te leiden.
2.3.3. De Rechtbank heeft het beklag gegrond verklaard en daartoe overwogen dat de Officier van Justitie, die een in de Litouwse taal opgesteld stuk heeft overgelegd, niet genoegzaam heeft aangetoond dat aan de vereisten voor verlenging van het beslag is voldaan. Mede in het licht van hetgeen door de Officier van Justitie is aangevoerd, is dat oordeel niet begrijpelijk, nu de Rechtbank niet ervan heeft blijk gegeven bij zijn oordeel te hebben betrokken dat en waarom nadere informatie aan het Openbaar Ministerie niet kon worden verzocht.
2.4. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2012.