ECLI:NL:HR:2012:BX6902

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02564
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over falende bewijsklacht inzake rijden onder invloed en negeren van rijverbod

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1972, was eerder op 24 april 2008 aangehouden voor het rijden onder invloed en had een rijverbod opgelegd gekregen. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J.O. Zandt. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen ten aanzien van de strafoplegging en het onder 3 tenlastegelegde feit. De Hoge Raad beoordeelde de middelen van de verdachte en kwam tot de conclusie dat de bewezenverklaring van het rijden onder invloed en het negeren van het rijverbod voldoende was gemotiveerd.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld dat de verdachte op de hoogte was van het hem opgelegde rijverbod. Dit oordeel was gebaseerd op de verklaringen van de verdachte en de bewijsmiddelen die door de politie waren verzameld. De verdachte had verklaard dat hij na zijn aanhouding door een taxichauffeur naar huis was gebracht, maar dat hij het stuur van zijn auto weer had overgenomen voor het laatste stuk naar zijn woning. Dit leidde tot de conclusie dat hij zich bewust was van het rijverbod en desondanks had gereden.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, omdat de middelen niet tot cassatie konden leiden. De beslissing van het Hof werd bevestigd, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

15 januari 2013
Strafkamer
nr. S 11/02564
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 17 februari 2011, nummer 21/002666-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.J.O. Zandt, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde feit en de strafoplegging, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste, het derde en het vierde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte de bewezenverklaring onder 3, voor zover inhoudende dat aan de verdachte een rijverbod was opgelegd, ontoereikend heeft gemotiveerd.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is ten aanzien van feit 3 bewezenverklaard dat:
"hij op 24 april 2008, om ongeveer 05.19 uur, te Bussum, als degene aan wie een rijverbod als bedoeld in artikel 162, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 was opgelegd, gedurende de tijd waarvoor dat rijverbod gold, een voertuig, (personenauto), heeft bestuurd."
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het als bijlage bij het proces-verbaal van 2 mei 2008 (PL0916/08-006920) gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden agent van politie, district Utrecht centrum, opgemaakte proces-verbaal (PL0916/08-124552) van 28 april 2008 (pag. 6 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
(...) De verdachte is een rijverbod opgelegd voor de duur van 5 uren.
3. Het als bijlage bij het proces-verbaal van 12 mei 2008 (PL0916/08-007384) gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie, district Gooi en Vechtstreek, opgemaakte proces-verbaal (PL0916/08-124588) van 24 april 2008 (pag. 5), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 24 april 2008 omstreeks 05:10 uur kregen wij van de meldkamer het verzoek uit te kijken naar de bestuurder van een personenauto, merk BMW met kenteken [AA-00-BB]. De bestuurder zou vanuit Utrecht onderweg zijn naar zijn woning in Bussum, nadat hij een rijverbod had gehad ter zake rijden onder invloed. (...)
4. Het als bijlage bij het proces-verbaal van 12 mei 2008 (PL0916/08-007384) gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant 5], [verbalisant 6] en [verbalisant 7], respectievelijk agent, hoofdagent en brigadier van politie, district Utrecht centrum, opgemaakte proces-verbaal (PL0916/08-124588) van 12 mei 2008 (pag. 8 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
(...) [Verdachte] was eerder deze 24e april 2008 aangehouden geweest ter zake het rijden onder invloed. De verdachte was heengezonden met een rijverbod voor de duur van 5 uur, ingaande op 24 april 2008 om 03:05 uur.
(...)
6. De als bijlage bij het proces-verbaal van 12 mei 2008 (PL0916/08-007384) gevoegde door [verbalisant 2] en [verbalisant 1] opgemaakte beschikking rijverbod van 24 april 2008 (pag 12), voor zover inhoudende:
Aan de onderstaande betrokkene is op 24 april 2008 een rijverbod opgelegd op grond van artikel 162 lid 1 van de Wegenverkeerswet.
Betrokkene
Naam: [verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Geboren op: [geboortedatum] 1972
Geboren te: [geboorteplaats]
Adres: [adres]
Woonplaats: [woonplaats]
Voertuig: Personenauto [AA-00-BB]
Overtreding:
Plaats: Utrecht
Straat: Verkeersplein Paardenveld
Datum:24 april 2008 te 03:28 uur
Rijverbod:
Duur rijverbod: 05 uur
Ingaande op: 24 april 2008 te 03:05 uur
Eindigende op: 24 april 2008 te 08:05 uur
7. Het als bijlage bij het proces-verbaal van 12 mei 2008 (PL0916/08-007384) gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant 8] en [verbalisant 9], respectievelijk aspirant agent en agent van politie, district Utrecht centrum, opgemaakte proces-verbaal (PL0916/08-124588) van 24 april 2008 (pag 6 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben in eerste instantie aangehouden voor het rijden onder invloed, omdat ik een rijverbod had, heb ik twee taxichauffeurs aangesproken en gevraagd mij naar huis te rijden met mijn auto. Ik ben zelfstandig vanaf het politiebureau Utrecht centrum naar het Jaarbeursplein gereden met mijn auto, een BMW met een kenteken beginnen [AA-00].
Bij de brandweerkazerne op de Gooibergstraat is de taxichauffeur gestopt op mijn aanwijzingen en ben ik zelfstandig naar mijn woning gereden aan de [a-straat 1] te Bussum. Bij mijn woning zag ik een auto. Ik herkende de auto als politieauto. Ik voelde mij meteen stom omdat ik ben gaan rijden terwijl ik een ontzegging had.
8. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 3 februari 2011, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(...) Door de politie is mij verteld dat ik voorlopig niet mocht rijden. (...)"
3.3. Het middel berust op de stelling dat het rijverbod niet op juiste wijze aan de verdachte is bekendgemaakt zodat het niet als een rijverbod als bedoeld in art. 162, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 kan worden aangemerkt.
Kennelijk heeft het Hof uit de gebezigde bewijsmiddelen afgeleid dat de verdachte alvorens hij (na voor de eerste maal te zijn aangehouden op verdenking van, kort gezegd, rijden onder invloed van alcohol) in vrijheid werd gesteld, bekend is gemaakt met de als bewijsmiddel 6 weergegeven beschikking inhoudende een rijverbod voor de duur van vijf uren, ingaande op 24 april 2008 te 03.05 uur. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, mede gelet op de als bewijsmiddel 7 weergegeven verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende dat hij zich in verband met dit rijverbod door een taxichauffeur tot in de buurt van zijn woning heeft laten rijden, en dat hij, verdachte, die voor het laatste stuk naar zijn woning het stuur van zijn auto weer had overgenomen, zich bij het zien van de politie-auto realiseerde dat hij was gaan rijden terwijl hij een ontzegging (het Hof heeft dit kennelijk en niet onbegrijpelijk opgevat als: rijverbod) had. Ook voor zover de bewezenverklaring inhoudt dat de verdachte op 4 april 2008 omstreeks 05.19 uur een voertuig heeft bestuurd gedurende de tijd waarvoor het hem opgelegde rijverbod gold, is zij derhalve toereikend met redenen omkleed.
3.4. Het middel faalt.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 januari 2013.