ECLI:NL:HR:2012:BX6900
Hoge Raad
- Cassatie
- W.F. Groos
- Y. Buruma
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en vermindering van opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en ten tijde van de betekening gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Veenhuizen', had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof. De advocaat van de verdachte, mr. G. Spong, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf, deze is verminderd tot veertien jaren en zeven maanden. De Hoge Raad oordeelde dat het eerste middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde. Het tweede middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd echter gegrond verklaard. De Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden, aangezien er meer dan zestien maanden waren verstreken na het instellen van het cassatieberoep.
De Hoge Raad concludeerde dat deze overschrijding moest leiden tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde straf van vijftien jaren. De uitspraak werd gedaan door de raadsheer W.F. Groos als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.