ECLI:NL:HR:2012:BX6780

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01833
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatie en vermindering van gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1966 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Flevoland', had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G. Spong, stelde middelen van cassatie voor, die aan het arrest waren gehecht. De Advocaat-Generaal Knigge concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, specifiek met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en deze verminderd tot elf jaren en acht maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de middelen van de verdediging onderzocht. De eerste, tweede en vierde middelen konden niet tot cassatie leiden, omdat deze geen nadere motivering vereisten volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het derde middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd echter gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit leidde tot de conclusie dat de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf jaren moest worden verminderd.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van overschrijding daarvan. De beslissing werd genomen door de raadsheer W.F. Groos als voorzitter, samen met raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.

Uitspraak

23 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 11/01833
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 februari 2011, nummer 23/002692-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Flevoland, locatie Lelystad" te Lelystad.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het vierde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf jaren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze elf jaren en acht maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer W.F. Groos als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 23 oktober 2012.