ECLI:NL:HR:2012:BX6756
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1956 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Veenhuizen', had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof. Het beroep was niet gericht tegen de vrijspraak van de verdachte voor moord, maar betrof de opgelegde gevangenisstraf. De advocaat van de verdachte, mr. H.M.W. Daamen, had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht.
De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd tot negen jaren en acht maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen.
De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase was overschreden. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Hoge Raad stelde vast dat er meer dan zestien maanden waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn was overschreden. Dit resulteerde in de vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van tien jaren.
De uitspraak werd gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.