ECLI:NL:HR:2012:BX6732
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Aanwezigheidsrecht en afwezigheid van de verdachte in hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988 en woonachtig in [woonplaats], was niet verschenen op de zitting in hoger beroep. Zijn raadsman, mr. A.C. Bosch, heeft verzocht om aanhouding van de zaak, omdat de verdachte op dat moment met vakantie was in Marokko. De advocaat-generaal, Knigge, concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en een passende beslissing op basis van artikel 440 van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere arresten en oordeelt dat de raadsman niet heeft aangevoerd dat er geen afschrift van de dagvaarding was verzonden naar het juiste adres van de verdachte. Hierdoor kan niet met vrucht worden geklaagd dat het Hof ten onrechte de schorsing van het onderzoek niet heeft bevolen. De Hoge Raad benadrukt dat bij de beslissing op een verzoek tot schorsing van het onderzoek, de rechter een afweging moet maken tussen het aanwezigheidsrecht van de verdachte en andere belangen, zoals de spoedige berechting en de organisatie van de rechtspleging.
Het Hof heeft de afwijzing van het verzoek tot aanhouding niet gemotiveerd, waardoor niet kan blijken of de juiste belangenafweging is gemaakt. De Hoge Raad vernietigt daarom de bestreden uitspraak en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede motivering bij beslissingen over de afwezigheid van de verdachte en de noodzaak om het aanwezigheidsrecht te waarborgen.