ECLI:NL:HR:2012:BX5794
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Voorwaardelijke machtiging onder curatele op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een voorwaardelijke machtiging op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De zaak betreft een verzoek tot cassatie van een betrokkene, die onder curatele was gesteld. De rechtbank 's-Gravenhage had op 10 april 2012 een beschikking gegeven in deze kwestie, waartegen de betrokkene in cassatie is gegaan. De officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage was verweerder in cassatie, maar heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen, wat betekent dat de beschikking van de rechtbank in stand blijft.
De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.A. Loth en M.V. Polak, en is openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels. Deze uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van de Wet Bopz en de voorwaarden waaronder een voorwaardelijke machtiging kan worden verleend aan personen die onder curatele zijn gesteld.