ECLI:NL:HR:2012:BX5582

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01536
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van Lemonie Investment B.V. tegen de Ontvanger van de Belastingdienst en ABN AMRO Bank N.V. inzake de toepassing van art. 81 lid 1 RO

In deze zaak heeft Lemonie Investment B.V. cassatie ingesteld tegen de Ontvanger van de Belastingdienst Rivierenland en ABN AMRO Bank N.V. De zaak betreft de uitleg van artikel 81 lid 2 van de Wet versterking cassatierechtspraak en de toepassing van artikel 81 lid 1 RO door een meervoudige kamer van vijf leden. De Hoge Raad heeft op 5 oktober 2012 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure, waarbij het beroep van Lemonie Investment werd verworpen. De zaak is eerder behandeld in de rechtbank Arnhem en het gerechtshof te Arnhem, waar Lemonie Investment in het ongelijk werd gesteld. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, omdat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door vice-president F.B. Bakels, die de zitting heeft geleid. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de behandeling van cassatieberoepen door de Hoge Raad.

Uitspraak

5 oktober 2012
Eerste Kamer
12/01536
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
LEMONIE INVESTMENT B.V.,
gevestigd te Arnhem,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
1. ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST RIVIERENLAND,
gevestigd te Arnhem,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk,
2. ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
niet verschenen,
VERWEERDERS in cassatie.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Lemonie Investment, de Ontvanger en ABN AMRO.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 12/96 F van de rechtbank Arnhem van 27 januari 2012;
b. het arrest in de zaak 200.101.458 van het gerechtshof te Arnhem van 12 maart 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Lemonie Investment beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft verzocht het beroep te verwerpen.
ABN AMRO heeft geen verweerschrift ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Opgemerkt wordt dat art. 81 lid 2 RO, dat is ingevoerd bij Wet van 15 maart 2012, Stb. 116 (Wet versterking cassatierechtspraak) en in werking is getreden op 1 juli 2012, weliswaar bepaalt dat het cassatieberoep wordt behandeld en beslist door drie leden van een meervoudige kamer, maar dat deze bepaling blijkens de wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2010-2011, 32 576, nr. 6, p. 6 en nr. 7, p. 2) slechts de bestaande werkwijze van de Hoge Raad beoogt te formaliseren en dus niet uitsluit dat de Hoge Raad in een cassatieberoep dat wordt behandeld en beslist door een meervoudige kamer van vijf leden, toepassing geeft aan het bepaalde in art. 81 lid 1 RO.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op 5 oktober 2012.