ECLI:NL:HR:2012:BX5551
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewaring van in beslag genomen voorwerpen en vordering benadeelde partij in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de bewaring van in beslag genomen voorwerpen en de vordering van een benadeelde partij. De verdachte, geboren in 1963, was betrokken bij een reeks van opzetheling en diefstal van goederen. Het Hof had eerder beslist dat de bewaring van de in beslag genomen voorwerpen moest plaatsvinden ten behoeve van de rechthebbende, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte deze beslissing had genomen, aangezien het beslag op de voorwerpen al was opgeheven ten tijde van de behandeling door het Hof. Dit was in strijd met artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Daarnaast heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 130,00, die schadevergoeding eiste voor de schade die zij had geleden door een inbraak in haar woning. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat er een nauwe relatie bestond tussen de bewezenverklaarde gewoonteheling en de schade die de benadeelde partij had geleden. De Hoge Raad vernietigde echter de beslissing van het Hof met betrekking tot de bewaring van de in beslag genomen voorwerpen, maar verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van correcte toepassing van de wet bij beslissingen over in beslag genomen goederen en de rechten van benadeelde partijen.