ECLI:NL:HR:2012:BX5551

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02327
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewaring van in beslag genomen voorwerpen en vordering benadeelde partij in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de bewaring van in beslag genomen voorwerpen en de vordering van een benadeelde partij. De verdachte, geboren in 1963, was betrokken bij een reeks van opzetheling en diefstal van goederen. Het Hof had eerder beslist dat de bewaring van de in beslag genomen voorwerpen moest plaatsvinden ten behoeve van de rechthebbende, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte deze beslissing had genomen, aangezien het beslag op de voorwerpen al was opgeheven ten tijde van de behandeling door het Hof. Dit was in strijd met artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Daarnaast heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 130,00, die schadevergoeding eiste voor de schade die zij had geleden door een inbraak in haar woning. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat er een nauwe relatie bestond tussen de bewezenverklaarde gewoonteheling en de schade die de benadeelde partij had geleden. De Hoge Raad vernietigde echter de beslissing van het Hof met betrekking tot de bewaring van de in beslag genomen voorwerpen, maar verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van correcte toepassing van de wet bij beslissingen over in beslag genomen goederen en de rechten van benadeelde partijen.

Uitspraak

6 november 2012
Strafkamer
nr. S 11/02327
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 januari 2011, nummer 20/000660-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Haarlem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van de in het arrest vermelde in beslag genomen voorwerpen en de beslissingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] en de daarmee corresponderende schadevergoedingsmaatregel, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof wat betreft de beslissingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] en de daarmee corresponderende schadevergoedingsmaatregel.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte de bewaring heeft gelast ten behoeve van de rechthebbende ten aanzien van een groot aantal van de in het dictum van het arrest genoemde voorwerpen.
2.2. De bestreden uitspraak houdt ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Beslag
Ten aanzien van de in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, waarvan de verdachte geen afstand heeft gedaan, kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt en daarvan zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
(...)
Beslissing
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, waarvan verdachte geen afstand heeft gedaan, te weten:
- (...);
- kabel, monster, nr. IBN H01.77;
- zwart lederen etui, merk Avezzano, nr. IBN H01.67;
- zilverkleurig horloge met lederen band, merk Avezzano, nr. IBN H01.68;
- goudkleurige ring, Chopard herenring, ICE CUBE, nr. IBN H01.69;
- adaptor, merk Sony Vgpacl9vl3, serienummer 1479681110064191, nr. IBN H01.70;
- adaptor, merk HP, serienummer 844552023B, nr. IBN H01.72;
- computermuis, merk IBM, serienummer 018999, nr. IBN H01.73;
- luidspreker, merk Nokia Md3, serienummer 0694688745501000297, nr. IBN H01.92;
- boormachine, merk Hitachi Dh20pb, serienummer 621754, nr. IBN H01.93;
- schroefmachine, merk Hitachi Dh20pb, serienummer 621754, nr. IBN H01.94;
- geheugenkaart, merk Trust Geheugenstick, serienummer PP2RX03031, nr. IBN H01.98;
- computer (Notebook), merk HP Compaq Nx9420, serienummer 439113-001, nr. IBN H01.101;
- CD-rom, nr. IBN H01.99."
2.3. In de aan de bestreden uitspraak gehechte "lijst van inbeslaggenomen voorwerpen" zijn onder meer de hierboven weergegeven voorwerpen opgenomen. Achter elk van deze voorwerpen is handgeschreven opgemerkt "retour verdachte 116/1 Sv" en is een stempel inhoudende "Mr. M.K.A. Wijnbelt officier van justitie" met een handtekening van voornoemde Officier van Justitie geplaatst. Uit de door de Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen, zoals in de conclusie vermeld, blijkt dat de desbetreffende voorwerpen op 20 april 2009 aan de verdachte zijn teruggegeven. Dit betekent dat het beslag op deze voorwerpen reeds was opgeheven ten tijde van de behandeling van de zaak door het Hof. Het Hof heeft derhalve, met miskenning van het bepaalde in art. 353, eerste lid, Sv, ten onrechte de bewaring van de voorwerpen gelast ten behoeve van de rechthebbende. Het middel klaagt hierover terecht. De Hoge Raad zal de bestreden uitspraak in zoverre vernietigen.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof de vordering van de benadeelde partij ten onrechte heeft toegewezen, althans onvoldoende begrijpelijk heeft gemotiveerd, en dat het Hof ten onrechte de in art. 36f Sr bedoelde schadevergoedingsmaatregel heeft opgelegd, althans de oplegging daarvan onvoldoende heeft gemotiveerd.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard
dat:
"hij op tijdstippen in de pleegperiode van 1 maart 2008 tot en met 15 november 2008, in het arrondissement
's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte in deze periode, na te melden goederen verworven, voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
- een of meer horloges toebehorende aan [betrokkene 1] (delict 16) en
- een horloge toebehorende aan [betrokkene 2] (delict 26) en
- een navigatiesysteem toebehorende aan [betrokkene 3] (delict 35) en
- een televisie toebehorende aan [benadeelde partij] (delict 42) en
- een televisie toebehorende aan [betrokkene 4] (delict 44) en/
- een laptop (met toebehoren) toebehorende aan [betrokkene 5] (delict 47) en
- een camera toebehorende aan [betrokkene 6] (delict 49) en
- een laptop toebehorende aan [betrokkene 7] (delict 51) en
- een of meer horloges toebehorende aan [betrokkene 8] (delict 54) en
- een horloge toebehorende aan [betrokkene 9] (delict 55) en
- een fotocamera toebehorende aan [betrokkene 10] (delict 56)."
Het Hof heeft dit feit gekwalificeerd als 'een gewoonte maken van het plegen van opzetheling'.
3.3. Het Hof heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toegewezen tot een bedrag van € 130,00 en aan de verdachte voorts de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 130,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening. Die vordering betreft blijkens de stukken van het geding loonkosten geleden door het opnemen van één vrije dag vanwege de in haar woning gepleegde inbraak. De bestreden uitspraak houdt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij het volgende in:
"Schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 130,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij geconcludeerd.
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij geen verweer gevoerd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes onder l primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Naar het oordeel van het hof staan in casu de bewezen verklaarde (gewoonte) heling en de gepleegde diefstal in het daartoe vereiste nauwe verband tot elkaar dat de door verdachte gepleegde (gewoonte) heling rechtstreeks de door de benadeelde partij geleden schade heeft veroorzaakt. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Verdachte is eveneens gehouden tot betaling van de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht te treffen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht."
3.4. Het Hof heeft geoordeeld dat de bewezenverklaarde gewoonteheling en de gepleegde diefstal in zodanig nauw verband staan met elkaar dat de door de verdachte gepleegde gewoonteheling rechtstreeks de door de benadeelde partij geleden schade heeft veroorzaakt als bedoeld in art. 51a, eerste lid, Sv. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en behoefde geen nadere motivering, in aanmerking genomen dat het bestaan van zodanig verband in gevallen als deze niet is uitgesloten (vgl. HR 24 maart 1998, LJN ZD0985, NJ 1998/537) en door of namens de verdachte in feitelijke aanleg geen verweer is gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij en dus ook niet is betwist dat in het onderhavige geval dit verband aanwezig was.
3.5. Het middel faalt.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van de in het arrest vermelde in beslag genomen voorwerpen waarvan de bewaring is gelast als hiervoor onder 2.2 vermeld;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 6 november 2012.