ECLI:NL:HR:2012:BX5415

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00537
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2012 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 26 januari 2011 had plaatsgevonden. De verdachte, geboren in 1977, had geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. Dit gebrek aan een tijdige indiening van middelen leidde tot de vraag of de verdachte ontvankelijk was in zijn beroep. De Advocaat-Generaal Vegter had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verdachte niet aan de vereisten van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft voldaan. Dit artikel vereist dat een schriftuur houdende middelen van cassatie door een raadsman wordt ingediend binnen de gestelde termijn. Aangezien de verdachte dit niet heeft gedaan, kon de Hoge Raad niet anders dan de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het naleven van procesregels en termijnen in het strafrecht. De beslissing is genomen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. Deze uitspraak bevestigt dat het niet indienen van een schriftuur binnen de gestelde termijn leidt tot niet-ontvankelijkheid in het beroep.

Uitspraak

2 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 11/00537
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zitting houdende te Amsterdam, van 26 januari 2011, nummer 23/005760-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 2 oktober 2012.