ECLI:NL:HR:2012:BX5411

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00465
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1953, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het hof, waarin een gevangenisstraf van 21 maanden was opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. H. Veldman, had middelen van cassatie voorgesteld. De Hoge Raad oordeelde dat het eerste middel niet tot cassatie kon leiden, maar dat de Advocaat-Generaal alsnog in de gelegenheid moest worden gesteld om zich uit te laten over de overige middelen.

De Advocaat-Generaal, Hofstee, concludeerde dat de opgelegde straf moest worden vernietigd en verlaagd naar de gebruikelijke maatstaf. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de conclusie dat de gevangenisstraf moest worden verminderd van 21 maanden naar 20 maanden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak werd gedaan door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.

Uitspraak

2 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 11/00465
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 9 augustus 2010, nummer 24/000460-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H. Veldman, advocaat te Peize, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
1.2. De Hoge Raad heeft bij arrest van 8 mei 2012 (LJN BW5002) geoordeeld dat het eerste middel niet tot cassatie kan leiden en dat de Advocaat-Generaal alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich uit te laten over de overige voorgestelde middelen. Dat arrest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
1.3. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering van de hoogte daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 21 maanden.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 20 maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 2 oktober 2012.