ECLI:NL:HR:2012:BX5402
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Spreekrecht van de moeder van een overledene in strafzaken en de processuele gevolgen van onterecht aangemerkte spreekgerechtigden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft het spreekrecht van de moeder van een overledene, die als spreekgerechtigde werd aangemerkt, maar wiens verklaring niet als bewijs kon dienen in de strafzaak. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 7 oktober 2007 te Baexem, waarbij een slachtoffer om het leven kwam. De verdachte had de plaats van het ongeval verlaten en werd vervolgd op basis van de Wegenverkeerswet en het Wetboek van Strafrecht. Het Hof had de verdachte veroordeeld tot zestig dagen hechtenis, waarvan dertig dagen voorwaardelijk, en had daarbij de verklaring van de moeder in de strafmotivering betrokken. De Hoge Raad herhaalt eerdere jurisprudentie over het spreekrecht en de gevolgen van onterecht aangemerkte spreekgerechtigden. De Hoge Raad oordeelt dat de moeder tot de kring van spreekgerechtigden behoort, maar dat het feit waarvoor het spreekrecht werd ingeroepen niet voldoet aan de voorwaarden voor het uitoefenen van dat recht. De klacht van de verdachte dat de gang van zaken leidt tot nietigheid van het onderzoek faalt, omdat het Hof de verklaring van de moeder slechts beperkt heeft gewogen in de strafmotivering. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof.