ECLI:NL:HR:2012:BX5268

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02336
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking aan het verkeer van een stiletto in verband met winkelcriminaliteit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1991, was in hoger beroep veroordeeld voor een (winkel)diefstal. Tijdens het onderzoek naar deze diefstal was een stiletto in beslag genomen, en het Hof had besloten deze onttrokken aan het verkeer te verklaren op basis van artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. A.P. Stipdonk, middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klacht van de verdachte over de onttrekking aan het verkeer van de stiletto niet voldeed aan de vereisten voor een middel van cassatie. De Hoge Raad herhaalt de uitleg van "soortgelijke feiten" zoals eerder vastgesteld in HR LJN ZC9322. De Hoge Raad oordeelt dat zonder nadere motivering niet kan worden ingezien hoe de inbeslaggenomen stiletto kan dienen voor het begaan of voorbereiden van een vergelijkbaar vermogensdelict als de bewezenverklaarde (winkel)diefstal. Aangezien het voorhanden hebben van de stiletto als zelfstandig feit is bewezen, kan na vernietiging van de bestreden uitspraak geen andere beslissing volgen dan onttrekking aan het verkeer op basis van artikel 36c, aanhef en onder 2 Sr.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de beslissing van het Hof in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

2 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 11/02336
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 februari 2011, nummer 22/005116-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.P. Stipdonk, advocaat te Leiden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De als middel 1 aangeduide klacht voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel keert zich tegen de beslissing van het Hof tot onttrekking aan het verkeer van een aan de verdachte toebehorende stiletto.
3.2. Het bestreden arrest houdt, voor zover hier van belang, in:
"Beslag
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp is op de voet van de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1 primair begane misdrijf werd aangetroffen en dit aan verdachte toebehorende voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Beslissing:
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met aanvulling van de navolgende beslissing ter zake van het beslag.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een stiletto."
3.3. Redelijke uitleg van de in art. 36d Sr gebezigde woorden "soortgelijke feiten" brengt mee dat daaronder dienen te worden verstaan feiten, die, gelet op het belang dat de wetgever door de strafbaarstelling daarvan heeft willen beschermen, tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht (vgl. HR 6 mei 1997, LJN ZC9322, NJ 1997/655).
3.4. Als zodanig, door de verdachte begaan, feit heeft het Hof blijkens zijn hiervoor aangehaalde overweging de onder 1 primair bewezenverklaarde (winkel)diefstal aangemerkt. In aanmerking genomen dat de bewezenverklaring van dit feit geen melding maakt van enige vorm van gewelddadigheid, valt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in te zien hoe de onder de verdachte inbeslaggenomen stiletto kan dienen om een vergelijkbaar vermogensdelict te begaan of voor te bereiden.
3.5. Aangezien het voorhanden hebben van de stiletto in het door het Hof bekrachtigde vonnis als zelfstandig feit is bewezenverklaard, moet het ervoor worden gehouden dat na vernietiging van de bestreden uitspraak in zoverre geen andere beslissing ten aanzien van dit inbeslaggenomen voorwerp kan volgen dan onttrekking aan het verkeer krachtens art. 36c, aanhef en onder 2°, Sr.
3.6. Bij gebrek aan belang kan het middel derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 2 oktober 2012.