ECLI:NL:HR:2012:BX5192
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J.W. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verjaring van mishandeling en niet-ontvankelijkheid in vervolging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van zijn echtgenote in de periode van 1 augustus 1998 tot en met 14 augustus 2008. De Hoge Raad oordeelde dat de feiten die zich hebben voorgedaan vóór 1 februari 2000 niet meer konden worden vervolgd vanwege verjaring. De Officier van Justitie werd niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor deze feiten. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en het daarbij bevestigde vonnis van de Rechtbank, maar alleen voor de beslissingen die betrekking hadden op de feiten die vóór 1 februari 2000 waren gepleegd. Voor de overige feiten werd het beroep verworpen.
De zaak kwam aan het licht na een inleidende dagvaarding waarin de verdachte werd beschuldigd van meermalen opzettelijk mishandelen van zijn echtgenote. De advocaat van de verdachte, mr. H.H.M. van Dijk, had een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen voor de feiten die vóór 1 februari 2000 waren gepleegd. De Hoge Raad bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de verjaringstermijn voor deze feiten was verstreken, waardoor het recht tot strafvordering was vervallen.
De Hoge Raad benadrukte dat bij veranderingen in de wetgeving met betrekking tot verjaring, de nieuwe regels direct van toepassing zijn, maar dat reeds voltooide verjaringen gerespecteerd moeten worden. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van verjaring in strafzaken, vooral in gevallen waar de feiten zich over een lange periode hebben voorgedaan. De beslissing van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid in Nederland.