2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte (loop)proces-verbaal (genummerd 2007-0388-00159/01) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - op pagina 1-3, als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op 13 december 2006 waren wij belast met controle op naleving van onder andere de wettelijke bepalingen van de Wet op de Accijns. Wij zagen dat een persoon als bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een bestelauto met open laadbak, voorzien van het Nederlands kenteken [AA-00-AA], reed op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A28 in de gemeente Amersfoort. Een uitdraai van het kentekenregister van de [AA-00-AA] gaat bij dit proces-verbaal als bijlage 1. Wij gaven de bestuurder van deze auto opdracht om ons te volgen naar een parkeerplaats, hieraan werd door de bestuurder gevolg gegeven. Wij, verbalisanten, zagen dat voornoemd transportmiddel geladen was met een aantal roestige olievaten van staal, die elk 200 liter inhoud hebben. Daarop heb ik, verbalisant [verbalisant 1], van de bestuurder gevorderd aan ons het bij de lading behorende vervoersdocument ter inzage te geven, aan welke vordering hij niet voldeed. De bestuurder verklaarde dat hij van de betreffende vaten geen vrachtbrief had. Wij, verbalisanten, zagen op de laadbak van voornoemd transportmiddel twaalf olievaten. Voornoemd bestuurder verklaarde vervolgens ongevraagd dat hij de vaten op de kade in de haven van Emden (Duitsland) opgeladen had om ze mee terug te nemen naar de vestiging van de firma [C] te Papendrecht, alwaar ze doorgeleverd zouden worden om gerecycled te worden. Op de vraag van mij, verbalisant [verbalisant 1], of de vaten schoon waren, antwoordde de bestuurder dat de vaten zeer waarschijnlijk nog restanten smeerolie bevatten. Ik, verbalisant [verbalisant 1], had vervolgens telefonisch contact met [betrokkene 1], hoofd van het magazijn van de firma [C] te Papendrecht. Hij verklaarde desgevraagd dat de vaten aldaar zouden worden afgeleverd om vervolgens te worden doorgeleverd naar een recyclingbedrijf.
Wij, verbalisanten, hoorden dat de chauffeur tegenover ons verklaarde:
"Ik ben in dienst van de firma [verdachte] (het hof begrijpt [verdachte]). Ik heb de vaten zoals u ze aantreft opgeladen omdat het gebruikelijk is deze mee terug te nemen. Ik heb de vaten opgeladen om ze over te brengen naar de locatie van [C] te Papendrecht. Deze vaten komen van het baggerschip '[A]'. Ik heb de vaten samen met een aanwezige sleepbootkapitein op het laaddeel van mijn auto geladen".
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een computeruitdraai (gevoegd als bijlage 1 bij het proces-verbaal genummerd 2007-0388-00159/01), waarin vermeld wordt dat het voertuig met kenteken [AA-00-AA] op naam staat van [verdachte].
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een fax van [betrokkene 1], hoofd magazijn [C], gericht aan verbalisant [verbalisant 1] (gevoegd als bijlage 2 bij het proces-verbaal genummerd 2007-0388-00159/01) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Betreft: aanleveringen 12 lege olievaten kenteken [AA-00-AA].
Wij hebben op 14 december 2006 twaalf lege olievaten ontvangen in Papendrecht. De vaten zijn afkomstig van ons schip '[A]' uit Emden in Duitsland. De lege olievaten zijn op 15 december 2006 afgehaald door de firma [B] uit Dordrecht voor verdere verwerking.
4. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 9 februari 2010 van de economische politierechter in de rechtbank Utrecht, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van deskundige [betrokkene 2]
Ik hoor u een samenvatting geven van de feiten. Het gaat erom dat [C] zich heeft ontdaan van die vaten. Voor [C] is het een afvalstof. De smeerolie erin is gebruikt, de oude vaten worden vervoerd naar de thuisbasis, waarna weer verder wordt bepaald wat er met die vaten wordt gedaan."