ECLI:NL:HR:2012:BX5012

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01703
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de toepassing van artikel 68 Wetboek van Strafrecht in relatie tot verkeersgevaarlijk gedrag en bedreiging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van bedreiging van twee personen, maar werd later opnieuw vervolgd voor verkeersgevaarlijk gedrag dat zich op dezelfde datum en locatie had voorgedaan. De kern van de zaak draait om de vraag of er sprake is van 'hetzelfde feit' in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, dat dubbele vervolging verbiedt. De Hoge Raad oordeelde dat er geen sprake was van hetzelfde feit, omdat de juridische aard van de feiten en de strafmaxima die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, dermate groot waren dat de eerdere vrijspraak niet van toepassing was op de nieuwe tenlastelegging. Het Hof had terecht geoordeeld dat de bedreigingen en het verkeersgevaarlijk gedrag los van elkaar konden worden beoordeeld, aangezien ze verschillende rechtsgoederen beschermden. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef.

Uitspraak

25 september 2012
Strafkamer
nr. S 11/01703
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 september 2010, nummer 23/000109-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E. El Assrouti, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof art. 68 Sr heeft miskend door te oordelen dat er geen sprake is van hetzelfde feit waarover reeds onherroepelijk geoordeeld is.
2.2. De stukken van het geding houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in.
(i) Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 13/410202-09 tenlastegelegd dat:
"1. hij op of omstreeks 27 februari 2009 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn, verdachtes, (bestel)auto slingerend gereden voor de vrachtauto van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] gesneden en/of klemgereden en/of (vervolgens) (nadat hij, verdachte, [slachtoffer 1] tot stoppen had gedwongen) voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "ik sla je dood" en/of "ik ga je afmaken, ik ga jullie allemaal afmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 27 februari 2009 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn, verdachtes, (bestel)auto slingerend gereden voor de auto van [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) (nadat [slachtoffer 2] tot stoppen was gedwongen) tegen voornoemde [slachtoffer 2] gezegd dat hij hem kapot zou maken, en/of "ik ga jullie allemaal afmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (artikel 285 Wetboek van Strafrecht)."
(ii) De Politierechter in de Rechtbank Amsterdam heeft in voornoemde zaak bij onherroepelijk geworden vonnis van 6 mei 2009 de verdachte van deze tenlastegelegde feiten vrijgesproken.
(iii) Vervolgens is aan de verdachte in de onderhavige zaak met parketnummer 13/706540-09 tenlastegelegd dat:
"hij op of omstreeks 27 februari 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A10 (Ring West), (komende uit de richting van Zaandam) gaande in de richting van 's-Gravenhage, alwaar verdachte ter hoogte van de afslag S104 een vrachtauto (bestuurder: [slachtoffer 1]), aldaar gesitueerd achter de verdachte, heeft gesneden, waarna hij, verdachte, heeft geslingerd (over de twee rijbanen) en/of zonder aanleiding is gestopt (op het midden van de twee rijbanen) en/of is uitgestapt (op het midden van de twee rijbanen) en/of het doorgaande verkeer (komende uit de richting van Zaandam) gaande in de richting van 's-Gravenhage, gesitueerd achter de verdachte, heeft belemmerd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers heeft hij, verdachte, gevaar voor personen en goederen veroorzaakt, aangezien door zijn gevaarzettend rijgedrag het doorgaande verkeer (komende uit de richting van Zaandam) gaande in de richting van 's-Gravenhage, gesitueerd achter de verdachte, plotseling werd gedwongen te stoppen, als gevolg waarvan een (omvangrijke) file is ontstaan."
2.3. Het Hof heeft in het bestreden arrest onder het kopje "De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie" het volgende overwogen:
"De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard op de grond dat artikel 68 Wetboek van Strafrecht van toepassing is nu de verdachte onherroepelijk is vrijgesproken van hem tenlastegelegde overtredingen van artikel 285 Wetboek van Strafrecht.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Blijkens de door de raadsman ter zake overgelegde stukken is de verdachte door de Politierechter te Amsterdam vrijgesproken van twee feiten die zouden zijn begaan te Amsterdam op 27 februari 2009, te weten - kort weergegeven - 1. bedreiging van [slachtoffer 1] door slingerend voor de vrachtwagen van [slachtoffer 1] te rijden en [slachtoffer 1] bedreigende woorden toe te voegen; en 2. bedreiging van [slachtoffer 2] door slingerend voor [slachtoffer 2] te rijden en [slachtoffer 2] bedreigende woorden toe te voegen.
In de onderhavige zaak is aan de verdachte ten laste gelegd - kort weergegeven - verkeersgevaarlijk gedrag, te weten dat hij door slingerend voor [slachtoffer 1] te rijden, te stoppen op de snelweg, uit de auto te stappen en het doorgaande verkeer te hinderen gevaar voor personen en goederen heeft veroorzaakt omdat het doorgaande verkeer achter hem door dat gedrag van hem plotseling werd gedwongen te stoppen.
Voormelde aan de verdachte ten laste gelegde bedreigingen en het thans aan de verdachte ten laste gelegde verkeersgevaarlijke gedrag kunnen los van elkaar worden begaan en de ratio van beide strafbaarstellingen is geheel verschillend: artikel 285, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht betreft een misdrijf tegen de vrijheid en beschermt een ander belang dan de strafbaarstelling van verkeersgevaarlijk gedrag in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, welke strafbaarstelling strekt tot het bevorderen van de veiligheid op de weg.
Aan een en ander doet niet af dat de beide eerder aan de verdachte ten laste gelegde bedreigingen en het thans ten laste gelegde verkeersgedrag zich - grof gezegd - op dezelfde tijd en plaats hebben voorgedaan, als ook dat in de tenlasteleggingen betreffende de bedreigingen verkeersgedragmomenten zijn verwerkt die ook in de onderhavige tenlastelegging zijn opgenomen."
2.4. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van 'hetzelfde feit', dient de rechter in de situatie waarop art. 68 Sr ziet de in beide tenlasteleggingen omschreven verwijten te vergelijken.
Bij die toetsing dienen de volgende gegevens als relevante vergelijkingsfactoren te worden betrokken.
(A) De juridische aard van de feiten. Indien de tenlastegelegde feiten niet onder dezelfde delictsomschrijving vallen, kan de mate van verschil tussen de strafbare feiten van belang zijn, in het bijzonder wat betreft (i) de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de onderscheidene delictsomschrijvingen strekken, en (ii) de strafmaxima die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, in welke strafmaxima onder meer tot uitdrukking komt de aard van het verwijt en de kwalificatie als misdrijf dan wel overtreding.
(B) De gedraging van de verdachte. Indien de tenlasteleggingen niet dezelfde gedraging beschrijven, kan de mate van verschil tussen de gedragingen van belang zijn, zowel wat betreft de aard en de kennelijke strekking van de gedragingen als wat betreft de tijd waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht.
Uit de bewoordingen van het begrip 'hetzelfde feit' vloeit reeds voort dat de beantwoording van de vraag wat daaronder moet worden verstaan, mede wordt bepaald door de omstandigheden van het geval. Vuistregel is nochtans dat een aanzienlijk verschil in de juridische aard van de feiten en/of in de gedragingen tot de slotsom kan leiden dat geen sprake is van 'hetzelfde feit' in de zin van art. 68 Sr (vgl. HR 1 februari 2011, LJN BM9102, NJ 2011/394).
2.5. In het onderhavige geval is zowel het verschil in de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de onderscheiden delictsomschrijvingen strekken als het verschil in de strafmaxima die op de onderscheiden feiten zijn gesteld, dermate groot dat geen sprake kan zijn van 'hetzelfde' feit in de zin van art. 68 Sr. Het Hof heeft dus terecht geoordeeld dat geen sprake is van een eerdere vrijspraak van 'dezelfde feiten' in de zin van art. 68 Sr.
2.6. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, W.F. Groos, J. Wortel en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 25 september 2012.