ECLI:NL:HR:2012:BX4996

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00199 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • Y. Buruma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake overtreding vergunningvoorschriften Wet verontreiniging oppervlaktewateren

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte werd veroordeeld voor overtredingen van de vergunningvoorschriften op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. R. Wouters, heeft cassatiemiddelen ingediend, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad bevestigt de bevindingen van het Hof dat de verdachte opzettelijk in strijd heeft gehandeld met de aan de vergunning verbonden voorschriften, met name met betrekking tot de lozing van afvalwater en de metingen die zijn verricht. De verdediging betwist de juistheid van de metingen, maar het Hof oordeelt dat de gegevens voldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te dienen. De Hoge Raad concludeert dat de middelen van de verdediging feitelijke grondslag missen en verwerpt het beroep. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 25 september 2012.

Uitspraak

25 september 2012
Strafkamer
nr. S 11/00199 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 26 november 2010, nummer 22/000632-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft nagelaten in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging dat de resultaten van de meting op 21 december 2005 onbetrouwbaar zijn en niet tot bewijs mogen worden gebezigd.
3.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder 1 bewezenverklaard dat:
"zij op tijdstippen in de periode 21 december 2005 tot en met 30 mei 2006 te Middelburg, terwijl aan [verdachte], op 22 november 2005, onder nummer [001], een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren was verleend, opzettelijk zich heeft gedragen in strijd met een aan voornoemde vergunning verbonden voorschrift, aangezien
- het te lozen afvalwater, zoals genoemd in artikel 1, derde lid (te weten het afvalwater afkomstig van de parkeerplaats voor vrachtwagens) niet via een controlevoorziening (monsternameput MN2) werd geleid (voorschrift 4.1);
- in het afvalwater, genoemd in artikel 1, derde lid, gemeten ter plaatse van controlevoorziening monsternameput MN1 het gehalte aan
* onopgeloste bestanddelen op 21 december 2005 en op 30 mei 2006 telkens meer dan 100 mg/liter bedroeg en
* som van 5 metalen op 21 maart 2006 en op 30 mei 2006 telkens meer dan 2 mg/liter bedroeg (voorschrift 2.4)."
3.3.1. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnotities heeft de raadsman van de verdachte aldaar onder meer het volgende aangevoerd:
"De juistheid van de meting op 21 december 2005 wordt betwist. Voorts wordt betwist dat de meting op 21 december 2005 verricht is. Er is geen onderzoeksrapport overgelegd en enkel een tabel bijgevoegd als bijlage 1 bij een brief van het Waterschap is onvoldoende om een overtreding aan te nemen. De meetresultaten van de meting op 21 december 2005 zijn niet controleerbaar. Niet duidelijk is of aan de voorgeschreven voorschriften (die staan limitatief opgesomd in bijlage 2 bij de vergunning) voldaan is (NEN 6621) of aan enige aanwijzing bemonstering. Er is geen proces-verbaal van bemonstering en analyse opgemaakt. Voorts niet aangeboden een contra-analyse te laten verrichten. De meetgegevens zoals deze thans in het dossier zijn opgenomen (aanvullend proces-verbaal, bijlage 1 Schriftelijke rapportages last onder dwangsom) kunnen, in ieder geval strafrechtelijk niet als bewijs dienen [voetnoot: LJN: AO1088, Rechtbank Zutphen, 06/037049-02]. Opvallend is tot slot dat er twee data worden genoemd, zowel 20 december 2005 als 21 december 2005. Op welke datum zou de meting nu daadwerkelijk zijn verricht en vanuit welk monsteropnamepunt? Als de meting op 20 december is verricht is deze niet ten laste gelegd, voorzover het tabelletje al als bewijs zou kunnen dienen."
3.3.2. Het Hof heeft hieromtrent het volgende overwogen:
"Het Waterschap heeft zijn eigen controleresultaten als bijlage bij de brief gevoegd. Voor zover de raadsman gegevens uit die bijlage betwist, is dit niet onderbouwd. Naar het oordeel van het hof zijn de gegevens voldoende betrouwbaar om als bewijs te dienen van overtreding van vergunningvoorschriften, aangezien zij consistent zijn met soortgelijke controlebevindingen van SGS, de door de verdachte later zelf ingeschakelde controle-instantie."
3.4. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.3.2 is weergegeven, mist het middel feitelijke grondslag zodat het niet tot cassatie kan leiden.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 25 september 2012.