ECLI:NL:HR:2012:BX4993

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00036
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam inzake diefstal met gevangenisstraf

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 23 december 2010 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, die ten tijde van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats was. De verdachte was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal en had een gevangenisstraf van een week uitgezeten. De advocaat van de verdachte, mr. E.D. van Elst, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de strafoplegging en tot verwijzing naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling van het hoger beroep.

Het Hof had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van een week voor diefstal, waarbij het Hof de redenen voor de strafoplegging had uiteengezet. De verdediging verzocht om een werkstraf in plaats van een gevangenisstraf, maar het Hof oordeelde dat, gezien de eerdere veroordeling van de verdachte, een andere strafsoort niet voor de hand lag. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof in zijn motivering voldeed aan de eisen van artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering, door de redenen voor de opgelegde vrijheidsbenemende straf te vermelden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen, waarmee de beslissing van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken op 25 september 2012.

Uitspraak

25 september 2012
Strafkamer
nr. S 11/00036
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 23 december 2010, nummer 21/002207-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de strafoplegging betreft en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande hoger beroep in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof in strijd met art. 359, zesde lid, Sv heeft verzuimd in het arrest in het bijzonder de redenen op te geven die hebben geleid tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
3.2. Het Hof heeft de verdachte ter zake van 'diefstal' veroordeeld tot een gevangenisstraf van een week. Het heeft ten aanzien van de opgelegde straf het volgende overwogen:
"De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Nu verdachte nog kort voor de onderhavige winkeldiefstal een gevangenisstraf had uitgezeten wegens winkeldiefstal, ligt een andere strafsoort thans niet voor de hand."
3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De raadsvrouw voert het woord tot verdediging. Zij verzoekt het hof om ondanks de documentatie van de verdachte, een werkstraf op te leggen in plaats van een gevangenisstraf."
3.4. Bij de stukken van het geding bevindt zich een uittreksel Justitiële Documentatie, inhoudende onder meer dat de verdachte bij vonnis van de Politierechter te Utrecht van 14 september 2009 onherroepelijk is veroordeeld ter zake van winkeldiefstal tot een gevangenisstraf van een week, welke straf is tenuitvoergelegd van 5 januari tot en met 10 januari 2010. Gelet op het verzoek van de raadsvrouwe "om ondanks de documentatie" een werkstraf op te leggen in plaats van een gevangenisstraf, moet de overweging van het Hof dat "nu verdachte nog kort voor de onderhavige winkeldiefstal een gevangenisstraf had uitgezeten wegens winkeldiefstal, een andere strafsoort thans niet voor de hand (ligt)" aldus worden begrepen dat naar het oordeel van het Hof, niet kan worden volstaan met een werkstraf, maar een gevangenisstraf passend en geboden is. Het Hof heeft aldus voldaan aan de eis in de strafmotivering in het bijzonder de redenen op te geven die tot de keuze van de vrijheidsbenemende straf hebben geleid.
3.5. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 25 september 2012.