Uitspraak
[woonplaats].
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
Openlijk geweld tegen goederen is in principe de minst ernstige verschijningsvorm van dit delict.
3.Slotsom
4.Beslissing
6 november 2012.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie (OM) in de vervolging. De zaak betreft openlijke geweldpleging, waarbij het OM de verdachte had gedagvaard zonder een transactie aan te bieden, ondanks een voorstel van de verdediging voor een transactiebedrag van EUR 250,-. Het Hof had geoordeeld dat het OM niet in strijd met de geldende richtlijnen had gehandeld, maar de Hoge Raad oordeelde anders.
De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet had vastgesteld dat de verdachte had geweigerd een schaderegeling aan te bieden, noch had het Hof bijzondere omstandigheden vastgesteld die een afwijking van de richtlijnen mogelijk zouden maken. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk was, en dat de richtlijnen voor strafvordering openlijke geweldpleging niet correct waren toegepast. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de richtlijnen voor strafvordering en de noodzaak voor het OM om zorgvuldig om te gaan met de mogelijkheid van transactieaanbiedingen, vooral in gevallen waar schade is geleden door de benadeelde partij. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop het OM in de toekomst omgaat met vergelijkbare zaken.