ECLI:NL:HR:2012:BX4991

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05551
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging met betrekking tot openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie (OM) in de vervolging. De zaak betreft openlijke geweldpleging, waarbij het OM de verdachte had gedagvaard zonder een transactie aan te bieden, ondanks een voorstel van de verdediging voor een transactiebedrag van EUR 250,-. Het Hof had geoordeeld dat het OM niet in strijd met de geldende richtlijnen had gehandeld, maar de Hoge Raad oordeelde anders.

De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet had vastgesteld dat de verdachte had geweigerd een schaderegeling aan te bieden, noch had het Hof bijzondere omstandigheden vastgesteld die een afwijking van de richtlijnen mogelijk zouden maken. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk was, en dat de richtlijnen voor strafvordering openlijke geweldpleging niet correct waren toegepast. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de richtlijnen voor strafvordering en de noodzaak voor het OM om zorgvuldig om te gaan met de mogelijkheid van transactieaanbiedingen, vooral in gevallen waar schade is geleden door de benadeelde partij. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop het OM in de toekomst omgaat met vergelijkbare zaken.

Uitspraak

6 november 2012
Strafkamer
nr. 10/05551
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 december 2010, nummer 22/000032-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991, wonende te
[woonplaats].

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over de verwerping van het verweer strekkende tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte.
2.2.
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging, omdat het heeft gehandeld in strijd met de geldende richtlijnen door verdachte te dagvaarden. Ten onrechte en ongemotiveerd is aan de verdachte geen transactie aangeboden. Bij brief d.d. 21 december 2009 is namens de verdachte een transactiebedrag van EUR 250,- voorgesteld en tevens EUR 250,- aan de benadeelde te vergoeden voor de geleden schade.
Het hof verwerpt dit verweer.
Uit het dossier blijkt dat de aangever schade heeft geleden en deze schade op de dader wenst te verhalen tot een bedrag van EUR 3650,06. Gelet op de omvang van de schade stond het het Openbaar Ministerie vrij om af te wijken van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie ten aanzien van het aanbieden van een transactie en de verdachte te dagvaarden voor een zitting.
Daarenboven is het verweer tardief nu de verdediging ter terechtzitting van 24 december 2009 geen verweer heeft gevoerd naar aanleiding van het feit dat door het Openbaar Ministerie niet is ingegaan op de brief d.d. 21 december 2009."
2.3.1.
De Richtlijn voor strafvordering openlijke geweldpleging, Stcrt. 1999, 62, houdt in:
"Basisdelict openlijk geweld tegen goederen
Beschrijving
Openlijk geweld tegen goederen is in principe de minst ernstige verschijningsvorm van dit delict.
Toepasselijk kader
Aanwijzing kader voor strafvordering
Basispunten
10 punten
Basisfactoren
Geen."
2.3.2.
De Aanwijzing kader voor strafvordering, Stcrt. 2008, 19, houdt in:
"Voor iedere strafvorderingsrichtlijn gelden in principe de uitgangspunten en rekenmethode, zoals die in dit kader beschreven staan.
(...)
Het maximum aantal sanctiepunten ten gevolge van commune en verkeersdelicten waarbij een transactie kan worden aangeboden is bepaald op 60. Deze grens wordt de algemene transactiegrens genoemd. Boven genoemd puntenaantal wordt bij commune en verkeersdelicten de zaak van een zodanige ernst geacht dat een transactie niet meer de aangewezen strafsoort lijkt en de zaak voorgelegd moet worden aan de rechter. De eis zal dan in de regel uit een langduriger taakstraf of uit onvoorwaardelijke gevangenisstraf bestaan. Wanneer het aantal sanctiepunten onder de algemene transactiegrens blijft dient tot een maximum van 20 punten in beginsel een geldtransactie te worden aangeboden.
(...)
Indien er geen sprake is van schade kan de zaak zonder belemmering worden afgedaan. In het geval er wel schade is opgetreden en de geïndiceerde afdoening in principe tot het aanbieden van een transactie zou kunnen leiden, dient eerst de regeling van eventuele schade onderzocht te worden. Daarbij zijn de volgende situaties mogelijk:
schaderegeling heeft reeds plaatsgevonden
- transigeren
geen schaderegeling, geen poging ondernomen
- schadebemiddeling starten,
+ transactie aanbieden met vergoeding van de schade als aanvullende transactievoorwaarde
+ 'voorwaardelijke' dagvaarding
schaderegeling geweigerd door verdachte
- dagvaarden
geweigerd door slachtoffer/benadeelde
- transigeren."
2.4.
De hiervoor weergegeven, ten tijde van de in deze zaak genomen vervolgingsbeslissing geldende, Richtlijn, respectievelijk Aanwijzing houden, anders dan het Hof kennelijk tot uitgangspunt heeft genomen, niet in dat reeds op grond van de hoogte van een bepaald (door de aangever gesteld) schadebedrag kan worden afgeweken van het in de Richtlijn geformuleerde uitgangspunt ten aanzien van het aanbieden van een transactie dan wel uitbrengen van een dagvaarding. Voorts heeft het Hof niet vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding had geweigerd een schaderegeling aan te bieden, terwijl het evenmin iets heeft vastgesteld over bijzondere omstandigheden van het geval die desalniettemin een afwijking van de richtlijnen mogelijk zouden maken. Het oordeel dat het Openbaar Ministerie niet in strijd met zijn op het tenlastegelegde feit toepasselijke vervolgingsrichtlijnen heeft gehandeld, is derhalve niet zonder meer begrijpelijk.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op
6 november 2012.