ECLI:NL:HR:2012:BX4744

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01521
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onvoorwaardelijke gevangenisstraf en vreemdelingenrechtelijke consequenties

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1970 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken voor diefstal van een telefoon. De verdediging voerde aan dat deze straf onevenredig hard was, gezien de mogelijke vreemdelingenrechtelijke consequenties die de straf met zich meebracht. De raadsman stelde dat de verdachte na de gevangenisstraf opnieuw in vreemdelingendetentie zou belanden, wat zou leiden tot langdurige scheiding van zijn gezin en mogelijk uitzetting naar een ander land. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het Hof en terugwijzing van de zaak voor herbehandeling.

Het Hof had in zijn arrest de opgelegde straf gemotiveerd door te verwijzen naar de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het Hof oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, opnieuw een strafbare feit had gepleegd, wat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof het standpunt van de verdediging over de vreemdelingenrechtelijke consequenties niet als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt had opgevat, maar dat dit oordeel niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van het Hof.

Uitspraak

18 september 2012
Strafkamer
nr. S 11/01521
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 18 november 2010, nummer 24/002800-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. O.G. Schuur, advocaat te Groningen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, heeft verworpen.
2.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig een door hem overgelegde pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer in:
"Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals deze door de rechtbank is opgelegd is een straf die in de gegeven context onevenredig hard is. Immers, aansluitend aan de in dat geval door uw Hof op te leggen twee weken gevangenisstraf zal cliënt opnieuw in vreemdelingendetentie belanden. Hij zal daarbij voor langere tijd van zijn gezin worden gescheiden en mogelijk worden uitgezet naar een ander land of, zo mogelijk nog erger, tot ongewenst vreemdeling worden verklaard met als gevolg dat hij nergens heen kan maar ook niet in Nederland mag blijven.
Een werkstraf, voor feiten als de onderhavige de meest voor de hand liggende sanctie, is niet aan de orde omdat hij op dit moment geen legaal verblijf in Nederland heeft en derhalve niet tegen ziektekosten is verzekerd. Om die reden zal de Reclassering een taakstraf direct retour zenden waarna cliënt alsnog de vervangende hechtenis kan uitzitten. De verdediging zal dan ook niet pleiten voor een taakstraf.
Wat dan wel? Ik meen dat het feit, indien bewezen, en de persoonlijke omstandigheden van cliënt en zijn gezin maken dat de zaak kan worden afgedaan met enerzijds* een geldboete passend bij zijn draagkracht, zeg € 150,00 en anderzijds* een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Ik meen dat daarmee recht wordt gedaan aan de bijzondere situatie van cliënt, maar ook tegemoet wordt gekomen aan de wensen van het Openbaar Ministerie om een duidelijk signaal of te geven.
(...)
* Noot griffier: ter zitting om een geldboete of een voorwaardelijke gevangenisstraf verzocht."
2.3. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en heeft deze strafoplegging in het bestreden arrest als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft de opgelegde straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 30 juli 2008 schuldig gemaakt aan diefstal van een telefoon, welke aan de Mediamarkt toebehoorde. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van dit winkelbedrijf.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 16 juli 2010, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld ter zake van een vermogensdelict. De onvoorwaardelijke gevangenisstraf die hem toentertijd (2007) is opgelegd, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een soortgelijk feit te begaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Een mildere strafmodaliteit komt, gezien het hiervoor overwogene, niet in aanmerking."
2.4. Het Hof heeft het onderdeel van de pleitnota dat onder meer betrekking heeft op de "mogelijke" vreemdelingenrechtelijke consequenties kennelijk niet opgevat als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359, tweede lid, Sv. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, zodat het middel tevergeefs is voorgesteld.
2.5. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 18 september 2012.