ECLI:NL:HR:2012:BX4707

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00434
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek door ontbreken pleitnota in cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.S. Nan, had beroep in cassatie ingesteld, waarbij het beroep niet gericht was tegen de vrijspraak van feit 1. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde tot verwerping van het beroep. De kern van de zaak was het ontbreken van de pleitnota bij de stukken die aan de Hoge Raad waren toegezonden. Dit verzuim werd als zodanig ernstig beoordeeld dat het in strijd was met een behoorlijke procesorde. De Hoge Raad oordeelde dat het ontbreken van de pleitnota onherstelbaar was, wat leidde tot de nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak van het Hof. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor zover deze aan haar oordeel was onderworpen en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.

De Hoge Raad benadrukte dat het verzoek van de raadsman aan de rolraadsheer tot aanvulling van de stukken tijdig was gedaan, in overeenstemming met de geldende procesregels. De uitspraak van de Hoge Raad onderstreept het belang van een correcte procesorde en de noodzaak om alle relevante stukken, zoals pleitnota's, bij de procedure te voegen. Dit arrest heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in zaken waar de procesorde cruciaal is voor de uitkomst van de procedure.

Uitspraak

18 september 2012
Strafkamer
nr. S 11/00434
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 januari 2011, nummer 22/000859-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 1 - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.S. Nan, advocaat te Dordrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, aangezien de door de raadsman bij die gelegenheid aan het Hof overgelegde pleitnota zich niet bij de stukken van het geding bevindt.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover hier van belang in:
"De raadsman voert het woord tot verdediging overeenkomstig zijn overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnota."
2.3. De in dit proces-verbaal vermelde pleitnota ontbreekt bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken, zodat niet valt na te gaan of, en zo ja welke verweren ter terechtzitting zijn gevoerd.
2.4. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het op grond van door de Hoge Raad op de voet van art. 83 RO bij het Hof ingewonnen inlichtingen onherstelbaar is gebleken te zijn, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
2.5. Het middel is terecht voorgesteld.
2.6. De Hoge Raad merkt nog op dat ingevolge art. IV lid 3 van het Procesreglement van de Strafkamer van de Hoge Raad 2008 (Stcrt. 147) schriftelijk een verzoek aan de rolraadsheer tot aanvulling van de stukken binnen de in art. 437, tweede lid, Sv genoemde termijn dient te worden gedaan. Die termijn loopt derhalve, anders dan in de conclusie van de Advocaat-Generaal is vermeld, vanaf de dag van de betekening van de aanzegging als bedoeld in art. 435 Sv. Dat brengt mee dat het verzoek van de raadsman aan de rolraadsheer tijdig is gedaan.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 18 september 2012.