ECLI:NL:HR:2012:BX4704

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00082 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vervolgprofijt en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 11/00082 P. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1976, betrokken was. De Hoge Raad oordeelde dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting in een concreet bedrag moeten worden uitgedrukt. Dit is van belang om misverstanden te voorkomen bij de executie van de uitspraak. De Advocaat-Generaal bij het Hof had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof had eerder geoordeeld dat de betalingsverplichting zich ook uitstrekt tot vervolgprofijt, maar had nagelaten dit vervolgprofijt in een concreet bedrag vast te stellen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet had voldaan aan de vereisten voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waardoor de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug voor herbeoordeling.

Uitspraak

2 oktober 2012
Strafkamer
nr. S 11/00082 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 december 2010, nummer 23/006799-07, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. De beroepen zijn ingesteld door de betrokkene en door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Namens de betrokkene heeft mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal bij het Hof heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof, teneinde opnieuw recht te doen op basis van het bestaande hoger beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het namens de betrokkene voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het middel van de Advocaat-Generaal bij het Hof
3.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd het vervolgprofijt te bepalen op een concreet, in euro's uitgedrukt bedrag.
3.2. De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Vervolgprofijt
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de betalingsverplichting zich mede uitstrekt tot wederrechtelijk verkregen voordeel in de vorm van rente en koersstijgingen welke worden ontvangen op in beslag genomen gelden en voorwerpen. Het bedrag, dat de veroordeelde ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt verplicht aan de Staat te betalen, wordt derhalve vermeerderd met het vervolgprofijt over het wederrechtelijk verkregen voordeel vanaf de datum van inbeslagneming.
(...)
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Stelt het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van € 366.500,- (driehonderd zesenzestigduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met: het vervolgprofijt over het wederrechtelijk verkregen voordeel vanaf de datum van inbeslagneming.
Stelt de verplichting van het door de veroordeelde aan de Staat te betalen geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 360.000,- (driehonderdzestigduizend euro), vermeerderd met: het vervolgprofijt over het wederrechtelijk verkregen voordeel vanaf de datum van inbeslagneming."
3.3. De rechter die over een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet oordelen dient de schatting van dat voordeel alsmede de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting in een concreet bedrag uit te drukken. Omtrent de hoogte van dat bedrag zal bij de betrokkene en het Openbaar Ministerie als executerende instantie geen misverstand mogen bestaan. Daarom kan niet worden aanvaard dat het concrete bedrag eerst ten tijde van de executie zou moeten worden bepaald (vgl. HR 13 juli 2010, LJN BL1454, NJ 2011/101).
3.4. Nu het Hof niet de omvang van het door hem bedoelde, na de datum van inbeslagneming opgekomen, vervolgprofijt heeft bepaald, is niet voldaan aan het in 2.3 genoemde vereiste dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, alsmede de betalingsverplichting in een concreet bedrag moeten zijn uitgedrukt. De bestreden uitspraak kan derhalve niet in stand blijven.
3.5. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 2 oktober 2012.