2.2. Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een akte rechtsmiddel waaruit blijkt dat de Officier van Justitie op 29 maart 2010 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank te Zutphen van 16 maart 2010;
(ii) een "schriftuur hoger beroep OM ex art. 410 Sv" inhoudende:
"Ik, officier van justitie bij het arrondissementsparket te Zutphen, heb hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis om de volgende reden(en):
- Ik kan mij niet verenigen met de beslissing van de rechtbank omtrent (art. 350 Sv):
(X) de bewezenverklaring
(X) de strafmaat
Motivering:
Bij vonnis van 16 maart 2010 heeft de rechtbank verdachte vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde diefstal met geweld in vereniging gepleegd en veroordeeld voor de - na weglating van de strafverzwarende omstandigheden 'geweld' en 'tezamen en in vereniging met een ander' overblijvende - diefstal van een aantal goederen.
De rechtbank heeft daartoe overwogen dat op grond van de verklaringen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet geconcludeerd kan worden dat het gewelddadige handelen van verdachte gericht was op de wegneming van enig goed.
Evenmin is de rechtbank van oordeel dat de diefstal van de bankpas, de reispas en het rijbewijs wettig en overtuigend bewezen is, nu onvoldoende is vast te stellen dat verdachte op het moment dat hij deze spullen aanpakte van getuige [getuige 1], het oogmerk had om zich deze spullen wederrechtelijk toe te eigenen.
Wel is de rechtbank van oordeel dat de diefstal van een leren jas en T-shirt wettig en overtuigend bewezen is. Verdachte had ten aanzien van die goederen wel het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
De officier van justitie is van mening dat - na wijziging van de tenlastelegging in die zin dat een subsidiair feit wordt toegevoegd inhoudende eenvoudige mishandeling in vereniging gepleegd en/of diefstal en/of verduistering - de bewijsmiddelen die in deze zaak voorhanden zijn, dienen te leiden tot een andere conclusie dan vrijspraak.
Immers de lezing van aangever [betrokkene 1] over de gebeurtenissen op 21 september 2009 wordt grotendeels ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Op grond van die verklaringen in combinatie met de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] kan geconcludeerd worden dat er een vechtpartij heeft plaatsgevonden tussen verdachten en aangever. Verdachten hebben de confrontatie gezocht met aangever en gezamenlijk het tenlastegelegde geweld tegen aangever gebruikt, waardoor/waarbij aangever uiteindelijk een aantal goederen heeft verloren. Die goederen worden vervolgens door verdachte meegenomen. Dat verdachte op het moment van het aanpakken uit de handen van getuige [getuige 1] van de bankpas, de reispas en het rijbewijs wellicht niet onmiddellijk doorhad om welke goederen het ging, doet niet af aan het feit dat hij - toen hij wel doorhad dat het spullen van aangever betrof - er toen kennelijk voor koos om deze onder zich te houden.
Aldus kan een (andere) bewezenverklaring volgen. De officier van justitie acht - gelet op aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, alsmede de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met name zijn strafblad en persoonlijkheidsproblematiek, een hogere straf dan door de rechtbank opgelegd passend en geboden.
Tegen de achtergrond van het voorgaande kan het vonnis van de rechtbank geen stand houden.
Met CONCLUSIE, dat het Gerechtshof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende in hoger beroep, het (gewijzigde) tenlastegelegde alsnog bewezen zal verklaren, de feiten en de verdachte strafbaar zal achten en aan de verdachte een straf zal opleggen die het gerechtshof passend voorkomt."