ECLI:NL:HR:2012:BX4491

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05406
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • N. Jörg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekening van de appeldagvaarding in een strafzaak tegen een verdachte woonachtig in België

In deze zaak gaat het om de betekening van de appeldagvaarding aan een verdachte die woonachtig is in België. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 20 april 2010 een verstekarrest heeft gewezen. De verdachte, geboren in 1978, heeft beroep ingesteld via zijn advocaten, mr. J.J.J. van Rijsbergen en mr. G.J.P.M. Mooren. De kern van het geschil betreft de vraag of de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend, waarbij de verdediging aanvoert dat de betekening niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad overweegt dat de appeldagvaarding niet bij aangetekende brief is verzonden, maar dat dit niet in strijd is met de relevante wetgeving, waaronder artikel 5.1 van de EU-Rechtshulpovereenkomst. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend, niet blijk geeft van een onjuiste toepassing van de wet. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof, maar de Hoge Raad is van mening dat het middel faalt. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling van de overige voorgestelde middelen.

Uitspraak

28 augustus 2012
Strafkamer
nr. S 10/05406
AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 april 2010, nummer 20/001997-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. Vervolgens heeft ook mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Goirle, namens de verdachte bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste door mr. Van Rijsbergen voorgestelde middel
2.1. Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding geldig is betekend.
2.2. De stukken van het geding houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
(i) een akte rechtsmiddel, inhoudende:
"Op 04 juni 2009 kwam ter griffie van deze rechtbank
mr G.J.P.M. Mooren (141)
advocaat te Goirle
die verklaarde door na te noemen persoon bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het afleggen van de volgende verklaring, en verklaarde namens
naam [verdachte]
voornamen [...]
geboren [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats]
wonende te
adres Z.V.W.O.V.H.T.L.
domicilie kiezende ten kantore van raadsman: Kloosterstraat 17-19, 5051 RB Goirle
beroep in te stellen tegen het eindvonnis d.d. 26 februari 2009 in de zaak tegen [verdachte] met bovenvermeld parketnummer gewezen/gegeven door de Politierechter in deze rechtbank.";
(ii) een GBA-overzicht van 1 februari 2010 betreffende de verdachte, inhoudende:
"Niet gedetineerd
Huidig GBA-adres
Vanaf: 15-01-2008
Adres: [a-straat 1]
[plaats]
Land: België.";
(iii) een akte van uitreiking, behorend bij een dubbel van de dagvaarding in hoger beroep, inhoudende dat die dagvaarding is uitgereikt op de wijze zoals voorgeschreven in art. 588, derde lid onder c, Sv "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is", alsmede dat deze dagvaarding door het Openbaar Ministerie als gewone brief is verzonden naar het hiervoor onder (ii) vermelde adres van de verdachte ([a-straat 1] [plaats] (België));
(iv) een akte van uitreiking, behorend bij een dubbel van de dagvaarding in hoger beroep, inhoudende dat die dagvaarding per gewone post is verzonden aan het hiervoor onder (i) vermelde adres van de daar genoemde raadsman;
(v) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat aldaar de verdachte noch een raadsman is verschenen en dat tegen de niet-verschenen verdachte verstek is verleend.
2.3. Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende bepalingen van belang:
- art. 588, tweede lid, Sv:
"De uitreiking aan de geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats in het buitenland bekend is, geschiedt door toezending van de mededeling door het openbaar ministerie, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie en, voor zover een verdrag van toepassing is, met inachtneming van dat verdrag. (...)"
- art. 5, eerste lid, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, gesloten te Brussel op 29 mei 2000 (Trb. 2000, 96), hierna: EU-Rechtshulpovereenkomst:
"Elke lidstaat zendt aan de personen die zich op het grondgebied van een andere lidstaat bevinden, voor hen bestemde gerechtelijke stukken rechtstreeks over de post toe."
2.4. Voor zover het middel klaagt dat de dagvaarding in hoger beroep niet bij aangetekende brief is verzonden aan het adres van de verdachte in België, geeft het blijk van miskenning van voormeld art. 5, eerste lid, van de EU-Rechtshulpovereenkomst. Voor zover het middel klaagt dat die dagvaarding ook niet als gewone brief aan de verdachte is verzonden, mist het - gelet op het hiervoor onder 2.2 sub (iii) weergegevene - feitelijke grondslag. Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend, geeft derhalve niet blijk van een onjuiste toepassing van de hiervoor in 2.3 vermelde bepalingen.
2.5. Het middel faalt.
2.6. Anders dan de Advocaat-Generaal is de Hoge Raad van oordeel dat het middel geen klacht bevat met betrekking tot de naleving van art. 588a Sv.
2.7. De Advocaat-Generaal heeft zich niet uitgelaten over de overige voorgestelde middelen. De Hoge Raad is van oordeel dat de Advocaat-Generaal daartoe alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld. Met het oog daarop dient de zaak naar de rolzitting te worden verwezen.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 4 september 2012;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 28 augustus 2012.