ECLI:NL:HR:2012:BX4295

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03941
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoorzitting getuigen door Raadsheer-Commissaris zonder instemming verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, mr. P.M. Rombouts, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De kern van de zaak betreft de vraag of het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan nietigheid lijdt, omdat getuigen zijn gehoord door een Raadsheer-Commissaris zonder instemming van de verdachte. De Hoge Raad overweegt dat op basis van artikel 316, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, de rechtbank bevoegd is om een rechter-commissaris aan te wijzen voor het horen van getuigen, mits het openbaar ministerie en de verdachte daarmee instemmen. De Hoge Raad concludeert dat deze instemming stilzwijgend kan worden gegeven en kan worden afgeleid uit de proceshouding van de partijen.

In dit geval is er geen bewijs dat de verdachte niet heeft ingestemd met de aanwijzing van de Raadsheer-Commissaris. De Hoge Raad oordeelt dat het middel tevergeefs is ingediend, omdat er geen grond is voor de stelling dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan nietigheid lijdt. De overige middelen van cassatie leiden ook niet tot een andere uitkomst. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerechtshof.

Uitspraak

11 september 2012
Strafkamer
nr. S 11/03941
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 20 december 2010, nummer 21/003157-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel betoogt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan nietigheid lijdt op de grond dat een aantal getuigen is gehoord door één van de leden van het Hof als Raadsheer-Commissaris zonder dat de verdachte daarmee heeft ingestemd, terwijl de Raadsheer-Commissaris nadien aan het onderzoek ter terechtzitting heeft deelgenomen.
2.2. Op grond van art. 316, tweede lid, Sv, dat ook in hoger beroep toepasselijk is, is de rechtbank bevoegd om, indien het openbaar ministerie en de verdachte daarmee instemmen, de voorzitter of een der rechters die over de zaak oordelen, als rechter-commissaris aan te wijzen met het oog op het horen van getuigen of deskundigen. Deze kan vervolgens - behoudens in het in voormeld artikellid genoemde geval - aan het verdere onderzoek ter terechtzitting deelnemen. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat die instemming stilzwijgend kan worden gegeven en dat zij kan worden afgeleid uit de proceshouding die partijen hebben aangenomen na de aanwijzing van de rechter-commissaris.
2.3. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 oktober 2009 waar de behandeling van de zaak na het tussenarrest van 6 april 2009 is voortgezet noch enig ander tot het strafdossier behorend stuk iets inhoudt waaruit zou kunnen worden afgeleid dat door of namens de verdachte niet is ingestemd met de in dat tussenarrest vervatte aanwijzing, klaagt het middel tevergeefs dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan nietigheid lijdt.
2.4. Het middel faalt.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 11 september 2012.