ECLI:NL:HR:2012:BX4295
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- Y. Buruma
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Hoorzitting getuigen door Raadsheer-Commissaris zonder instemming verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, mr. P.M. Rombouts, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De kern van de zaak betreft de vraag of het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan nietigheid lijdt, omdat getuigen zijn gehoord door een Raadsheer-Commissaris zonder instemming van de verdachte. De Hoge Raad overweegt dat op basis van artikel 316, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, de rechtbank bevoegd is om een rechter-commissaris aan te wijzen voor het horen van getuigen, mits het openbaar ministerie en de verdachte daarmee instemmen. De Hoge Raad concludeert dat deze instemming stilzwijgend kan worden gegeven en kan worden afgeleid uit de proceshouding van de partijen.
In dit geval is er geen bewijs dat de verdachte niet heeft ingestemd met de aanwijzing van de Raadsheer-Commissaris. De Hoge Raad oordeelt dat het middel tevergeefs is ingediend, omdat er geen grond is voor de stelling dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan nietigheid lijdt. De overige middelen van cassatie leiden ook niet tot een andere uitkomst. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerechtshof.