ECLI:NL:HR:2012:BX4278
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ongegrondverklaring van een beklag inzake inbeslaggenomen goederen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage. De zaak betreft een beklag van een klager die de teruggave van inbeslaggenomen goederen, waaronder een gouden ketting, een fototoestel, een laptop, sieraden en geldbedragen, verzocht. De Rechtbank had het klaagschrift ongegrond verklaard, met de overweging dat niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de inbeslaggenomen goederen verbeurd zou verklaren. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.A.J. Verploegh, stelde dat de rechtbank onterecht had geoordeeld en dat de goederen eigendom van hem waren.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter de goederen verbeurd zou verklaren. De Hoge Raad benadrukte dat in een dergelijk geval de rechter moet beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Indien dat niet het geval is, dient de teruggave van de inbeslaggenomen goederen aan de beslagene te worden gelast, tenzij een ander als rechthebbende moet worden beschouwd. De Hoge Raad concludeerde dat de Rechtbank blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en vernietigde de bestreden beschikking.
De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. De uitspraak van de Hoge Raad onderstreept het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij beslissingen over inbeslaggenomen goederen en de rechten van de klager in het strafproces.