ECLI:NL:HR:2012:BX4265
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen bewezenverklaring van opzettelijke brandstichting met vuurpijl
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor opzettelijke brandstichting. De feiten van de zaak dateren van 30 december 2007, toen de verdachte in zijn woning een vuurpijl afstak in de nabijheid van een emmer met een brandbare substantie, wat leidde tot een brand die de zolder van zijn woning en die van de buren beschadigde. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen verklaard dat hij de vuurpijl afstak vanuit zijn zolderraam en dat hij enkele veiligheidsmaatregelen had getroffen, zoals het gebruik van een kartonnen koker. Het Gerechtshof heeft geoordeeld dat de verdachte zich bewust was van de gevaren van zijn handelen en dat hij opzettelijk brand heeft gesticht, wat door de verdediging werd betwist.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de bewezenverklaring van opzet niet zonder meer kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak niet naar de eisen der wet met redenen is omkleed, omdat de veiligheidsmaatregelen die de verdachte had getroffen niet in lijn zijn met opzettelijk handelen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering bij het vaststellen van opzet in strafzaken, vooral in gevallen waar de verdachte veiligheidsmaatregelen heeft genomen die de intentie tot brandstichting kunnen nuanceren.