ECLI:NL:HR:2012:BX4102
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- Y. Buruma
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de motivering van de opgelegde geldboete in een strafzaak met betrekking tot mensenhandel en prostitutie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1965 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar en negen maanden, alsmede een geldboete van € 25.000,- subsidiair 160 dagen hechtenis. De veroordeling was gebaseerd op feiten van deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en het bewegen van een ander tot prostitutie. De Hoge Raad beoordeelde de motivering van de opgelegde geldboete en de vraag of de strafrechter rekening had moeten houden met de mogelijkheid van een toekomstige ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De Hoge Raad oordeelde dat de opvattingen van de verdachte, dat de strafrechter bij het bepalen van de hoogte van de geldboete rekening moet houden met een eventuele vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geen steun in het recht vonden. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof de geldboete toereikend had gemotiveerd, rekening houdend met de draagkracht van de verdachte en de doeleinden van vergelding en preventie. De klacht van de verdachte over de onduidelijkheid van de motivering van de geldboete werd verworpen.
De overige middelen die door de raadsman waren voorgesteld, konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat deze middelen geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk werd het beroep verworpen, en de uitspraak van het Gerechtshof bleef in stand.