ECLI:NL:HR:2012:BX4100
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. Savornin Lohman
- W.F. Groos
- Y. Buruma
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Vordering van benadeelde partij na vernietiging en terugverwijzing in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de vordering van een benadeelde partij die zich op basis van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in hoger beroep heeft gevoegd. De Hoge Raad oordeelt dat deze vordering, na vernietiging van het arrest van het hof en terugverwijzing van de zaak, deel blijft uitmaken van hetgeen in hoger beroep moet worden beoordeeld en beslist. Dit is van belang omdat het hof in zijn eerdere uitspraak de benadeelde partij niet-ontvankelijk had verklaard in haar vordering, wat door de Hoge Raad als een miskenning van de wet wordt gezien.
De Hoge Raad benadrukt dat de positie van de benadeelde partij die zich in hoger beroep heeft gevoegd, niet verschilt van die van een benadeelde partij wiens vordering in eerste aanleg is toegewezen. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest van het hof, maar uitsluitend voor zover het niet is beslist over de vordering van de benadeelde partij. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling van deze vordering.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtszekerheid, omdat het verduidelijkt dat de vordering van de benadeelde partij na terugverwijzing van de zaak opnieuw moet worden beoordeeld, ongeacht eerdere beslissingen van het hof. Dit arrest bevestigt de rechten van benadeelde partijen in het strafproces en onderstreept het belang van een zorgvuldige behandeling van hun vorderingen.